| |
De Globe. Schetsen van Landen en Volken (;) bijeenverzameld door K.H. Vink, 23e en 24e deel; elk deel, 2 stukken, te zamen 477 bl., ieder sluk met eene plaat. In groot 8vo. (Te) Amsterdam, (bij). J.D. Sybrandi, 1860. Prijs ƒ 3.60 per deel.
Het strekt Referent tot een wezentlijk genoegen, het gunstige oordeel te mogen bevestigen, hetwelk hij bij de aankondiging van het 21e en 22e deel van dit vervolgschrift heeft uitgebragt. Hij neemt daarom de vrijheid, de belangstellende lezers in de eerste plaats kortheidshalve te verwijzen naar de ‘Vaderlandsche Letteroefeningen’ van November 1860, no. 11, bl. 493-507, waar hij de twee vorige deelen van dit werk in extenso heeft beoordeeld, terwijl hij thans, ten tweede, een' vlugtigen blik zal werpen, op de nu aangekondigde twee nieuwe deelen, dezer in alle opzigten verdienstelijke verzameling.
De heer Vink zet met prijzenswaardige vlijt zijne taak voort. Hij levert in het 23e en 24e deel, die wij voor ons hebben liggen, een aantal bijdragen, welke niet alleen vele wetenswaardige schetsen bevatten van landen en volken, zoo als de titel van het werk belooft, maar ook een' leerrijken schat van echte menschenkennis aanbieden, in eenen even bevattelijken als aangenamen vorm voorgedragen. Wij houden ons overtuigd, dat geen beschaafd Nederlander, na gedane lezing, deze twee deelen onvoldaan zal ter zijde leggen, maar zich daarentegen naderhand met genoegen den tijd zal herinneren, dien hij aan de kennisneming van den inhoud heeft besteed; - ja! wat meer zegt: hij zal hoogst waarschijnlijk, gelijk het met Referent zelf is gebeurd, het werk van den heer Vink nu en dan met gretige belangstelling raadplegen, ten einde bij het steeds aangroeijende gewigt der evenementen in het westen der Nieuwe Wereld en in het oosten der Oude, te kunnen nagaan, of de berig- | |
| |
ten, welke iedere overlandmail en elke stoomboot in Europa aanbrengen, van dien aard mogen geacht worden, dat zij dengenen, die met eenige grondige kennis zijn toegerust van den tegenwoordigen maatschappelijken en zedelijken toestand der betrokkene landen en gewesten, redenen kunnen geven van regtmatige bekommering of blijdschap, bij het aanschouwen van het rustelooze proces der gebeurtenissen, welke in de onnaspeurlijke wegen eener altijd wijze Voorzienigheid den dageraad der toekomst in haren schoot dragen.
Onder de belangrijke stukken, die in het 23e deel gevonden worden, trokken vooral onze aandacht:
I. Blz. 23-53. - Expeditie van Burton en Speke naar de binnenlanden van Afrika. - Reeds vroeger werd in ‘de Globe’ met een kort woord verslag gegeven van de ontdekkingen door Burton en Speke in die landen gedaan. Deze onversaagde reizigers hebben verleden jaar het verhaal hunner belangrijke expeditie openbaar gemaakt in ‘Blackwood's Magazine,’ waaruit het door den geleerden Petermann is overgenomen, aan wien het de heer Vink, naar het Referent voorkomt, op zijne beurt, heeft ontleend. Hoogst merkwaardig mag dit verhaal heeten, en wij twijfelen er niet aan of de lezers van ‘de Globe’ zullen met onverdeeld genoegen er kennis van nemen. Men heeft gezorgd, dat het hunnen lees- en leerlust niet aan degelijk voedsel zou ontbreken. Vroeger was het lezend publiek tevreden met eene magere beschrijving van hetgeen de reiziger ontdekt had, en voegde deze er nu en dan nog een paar lengte- en breedtegraden bij, dan was men over 't algemeen zeer goed voldaan; doch, in onzen tijd, wordt er in dat genre van literatuur, even als in vele andere takken, oneindig meer gevorderd. Immers, terwijl de reiziger een zeker aantal mijlen per dag aflegt, en zóó en zóóveel uren des nachts waakt, verwacht men tegenwoordig van hem, die zoo wat zijn eigen kwartiermeester, adjudant en generaal is, dat hij landmeetkundige opnemingen en natuurkundige waarnemingen verrigte, dat hij daarenboven naauwkeurige aanteekeningen over hypsometrie, hygrometrie en meteorologie houde, vogels schiete en opzette, geologische voorwerpen bijeen brenge, de nieuwste verschijnselen op het gebied van handel en politiek onderzoeke, de
| |
| |
studie der ethnologie bevordere, - en, om het geheel te volmaken, boek en rekening houde, schetsen vervaardige - een lijvig leesbaar journaal zamenstelle, spraakkunsten en woordenlijsten verzamele en eindelijk zoo dikwijls mogelijk lange berigten naar huis zende!!! - Hadden de oude Grieken zich zulk een idée van het leven eens wetenschappelijken reizigers kunnen vormen, wie weet, of zij Tantalus den eeuwigen honger en dorst niet hadden ontnomen, om hem tot eene dergelijke existentie in den Tartarus te veroordeelen?!
II. Op pag. 53-59, vindt men, onder het opschrift: ‘De begrafenis van eenen rijken Japanees,’ onderscheidene kurieuse zaken over de Japansche zeden en gebruiken. Ook leeren wij hieruit, dat onze deftige Amsterdammers, die nog al wat, soms zuur verdiend, geld verkwisten, om iemand, zooals zij het gelieven te noemen, eene eerlijke begrafenis te bezorgen, slechts kinderen zijn in die edele kunst, namelijk in vergelijking met de Japanezen. Hetgeen de schrijver van deze mededeeling ons ten dien opzigte verhaalt, komt ons voor naar de natuur geschreven te zijn. Immers van geloofwaardige personen, die jaren lang hun verblijf te Decima gehouden hadden, en die wij in de maand Julij 1859 te Rotterdam aantroffen, hebben wij vernomen, dat de kosten van sommige burgerlijke begrafenissen meer dan negen duizend gulden beloopen, waarvan inmiddels het grootste gedeelte, zoo als het ook in Roomsche landen gaat (gelijk het Referent bij treurige ervaring te Parijs is gebleken!), aan den strijkstok van de geestelijkheid met hare ondergeschikte helpers blijft hangen.
Het doet ons leed het onzer schoone lezeressen te moeten vermelden, doch het is volkomen waar: de Japanezen zijn in hun gedrag, bij de ter-aarde-bestelling van de leden der schoone kunne, die het tijdelijke met het eeuwige verwisseld hebben, niet navolgenswaardig. De vrouwen in Japan, zoowel oud als jong, rijk of arm, schoon en leelijk, worden er in minachtende stilte naar den grafkuil gebragt. Deze handelwijze, die zoo weinig overeenkomt met die, welke gevolgd wordt, als het mannen geldt, spruit voort uit de weinige achting, die de Japanees, even als de Chinees, in Azië, en de Roodhuiden in Noord-Amerika, in 't algemeen
| |
| |
voor de vrouw koestert. Wij keuren dit volkomen af, als mensch en als Christen, en ofschoon deze of gene materialist misschien bij het lezen dezer regelen in egioïstische mannenvergoding uitroept: ‘Die onnoozele Recensent, 's lands wijs, 's lands eer!’ zoo kunnen wij ons niet onthouden onze geliefde Nederlandsche vrouwen en meisjes hartelijk geluk te wenschen, dat zij in een land leven, waar de vrouw niet de slavin, of het meubel van den zich zelven noemenden ‘keer der aarde’ maar zijne levensgezellin, zijn tweede ik is en zal blijven, zoo lang het kruis van Jezus Europa's schoonste sieraad zal zijn.
Bij de beschouwingen der schetsen en mededeelingen, waaruit het 24e. deel bestaat, werd onze opmerkzaamheid voornamelijk geboeid door de volgende stukken:
I. Bl. 297-298. Manilla. - Tot het bezienswaardige dier stad, welke, even als alle andere steden van de Spaansche koloniën, op eene grootsche wijze gebouwd is, behoort ontegenzeggelijk eene sigaren-fabriek. De heer Vink deelt ons het verhaal van het bezoek eener dusdanige fabriek door Oliphant mede, en wij gelooven onzen lezers genoegen te zullen doen, met er een klein gedeelte van te vermelden.
De fabriek bestond uit eene eindelooze rij zalen, en daarin heerschte een bedrijvig gewoel, alsof het eene spinnerij te Manchester was. Het rollen der sigaren is wel eenvoudig, maar maakt toch veel leven. Twaalf à veertien vrouwen zitten om tafels, die slechts een voet boven den grond zijn. Elke vrouw heeft eenen hamer, waarmede zij het blad voor het rollen glad klopt. Zij neemt dan van een' hoop afval van tabak, die vóór haar ligt, eene hand vol, strooit die op het blad en rolt dit in elkander. De Manilla-sigaar, die men in Britsch-Indië cheeroot noemt, is kenbaar aan haren eigenaardigen vorm; maar in de stad Manilla zelve worden slechts weinige sigaren van dezen vorm gerold; de meesten hebben het Havanah-fatsoen, sedert dat de Spaansche regering veroorloofd heeft, dat de tabak der Philippijnen met dien van Cuba mag concurreren. De beste bladen worden tot Havanahmodel gevormd, maar kosten ook op de plaats zelve aanzienlijke sommen. Imnperiales, reuzen-sigaren, waartoe geen afval gebruikt wordt, maar die uit een enkel blad bestaan, kosten 30 dollars het duizend; cortados, de gewone cheeroot-sigaren,
| |
| |
daarentegen slechts 8 dollars. Daar de tabak een monopolie van de regering is, zoo worden de prijzen willekeurig bepaald. Er is echter slechts eene prijsvermindering voor Imperiales en Cortados. De sigaren-maaksters worden bij het stuk betaald, en verdienen van 6-10 dollars per maand. In Engeland en op het vaste land is de meening heerschende, dat de Manilla-sigaren van het Cheeroot-fatsoen in opium gedoopt worden; Oliphant kan ons daaromtrent gerust stellen, want de echte Manilla-sigaren zijn veel te goedkoop, dan dat men dit kostbare vergift daarbij zou hebben kunnen gebruiken. Onze Haagsche jonkers kunnen dus gerust voortrooken, zonder gevaar van een half uur na het uitgaan der Fransche opera in slaap te vallen.
II. Pag. 372-378. Bucharest. - Dienstzaken bragten in het jaar 1857 den heer Sintenis naar Wallachije. Zijn verblijf te Bucharest had plaats in den herfst van dat jaar. Hij heeft hierover onderscheidene pikante bijzonderheden geschreven, waarvan wij er eenige beknoptelijk zullen mededeelen.
Dikwijls des avonds zag Sintenis de vensters van een der huizen uit de straat waar hij logeerde, schitterend verlicht. Dienstboden, met lantarens verlicht, geleidden de schoonen in hare schilderachtige, verleidelijke nationale kleederdragt naar de helder verlichte vertrekken. Zulk eene manier van familair bijeenzijn had iets buitengemeen bekoorlijks, en na korten tijd gelukte het Sintenis, eene uitnoodiging tot eene dezer avond-vereenigingen te bekomen. Eenige waardige matrozen uit de buurt zaten in bevallige houdingen op den rooden divan, die aan alle kanten langs de wanden van het vertrek stond, en een' geschikten achtergrond voor de groep der meisjes vormde, die daar waren. Hare vrolijke levendigheid scheen door zijn binnenkomen te bedaren, maar spoedig kregen zij die weder terug, en gaven niet verder acht op zijne aanwezigheid.
De vrouwen van Bucharest zijn van buitengewone schoonheid. Eenigen harer namen hebben eenen zeer, welluidenden klank, zoo als: Paraskeva, Lianka, Maritza, Zinka. Spoedig na het begin der bijeenkomst kwamen twee Zigeuners met verfrisschingen binnen. De Zigeuners waren zoo bruin als Indianen, en hunne groote zwarte oogen lagen in blaauw email.
| |
| |
De schoonheid en bevalligheid van vele kinderen der Zigeuners was verrassend. Twee kleine vrouwelijke gestalten, die hij dikwijls aan de fontein hare donitzas zag vullen, schenen, wanneer zij met uitgestrekte armen hare kruik op het hoofd balanceerden, al de bekoorlijkheden eener antieke te bezitten. De Zigeuners zijn in groot aantal over Hongarije, Zevenbergen en de Donau-Vorstendommen verspreid; in de laatste landen leven zij niet in slavernij, doch in de eerstgenoemde in weinig beteren toestand.
Volgens hare ruime afmetingen, kan Bucharest een zeer groot getal inwoners bevatten. De bevolking is echter in geene deele zoo groot als zij schijnt te zijn. Er bestaan hiervan geene officiële opgaven; doch het getal 120,000 zal de waarheid wel nabij komen. De meeste huizen zijn laag gebouwd. De straten hebben, met weinige uitzonderingen, namen noch plaveisel; zij zijn boven alle beschrijving lang, eng en morsig. Men heeft wel in vroegeren tijd kanalen aangelegd, om het water en de onreinheden af te leiden, doch deze kanalen zijn bijna altijd verstopt, en bewerken daardoor juist het tegendeel van hetgeen zij doen moesten. Bij nat weder, heeft men slijk, dat eene knie hoog ligt, en ondoorzienbare stofwolken bij droog weder; zoo zijn de straten van Bucharest, ‘de stad der vreugde.’ Hierdoor komt het dan ook, dat een rijtuig te Bucharest eene noodzakelijkheid is. Een fatsoenlijk mensch op straat te voet te zien, is bijna even vreemd, als iemand zonder kleeding. Het aanzien hangt alleen af van equipages. Iemand die een matig inkomen heeft, moet er daarom twee op nahouden. Even als men op andere plaatsen twee of drie paar laarzen heeft, zoo heeft men hier twee of drie equipages. In den glans van een eigen equipage, waardoor dat van een ander verdonkerd wordt, bestaat de hoogste eerzucht. De edelste paarden, geheel met zijde en cachimir, met edelgesteenten, goud en zilver overdekt, worden voor equipages gespannen, waarvan de weelde zelfs in Parijs (van waar zij kwamen) niet overtroffen kan worden; en even als daarin het Bois-de-Boulogne, zoo houdt de aristocratie van Bucharest hare dagelijksche wandeltoeren op de chausée. Daar kan men zien, wat de stad al rijkdom, glans en schoonheid bevat, en de hieronder vermengde godinnen der demi-monde, die er be- | |
| |
trekkelijk zoo talrijk zijn, als in Parijs, zijn slechts zeer moeijelijk van hare aristocratische zusters te
onderscheiden, welke laatste, zooals te hopen is, niet zoo slecht zijn als de snapachtige Faam verhaalt.
Eenen zeer aanmerkelijken stap tot vooruitgang heeft men reeds gedaan, doordien men begonnen is, het wezentlijk fabelachtige getal honden, die geenen meester hebben, te verminderen, daar zij de straten van Bucharest onveilig maken. Origineel is de manier, waarop men daarmede te werk gaat. Een moedig Zigeuner sleept achter zich voort het lijk van een' pas gedooden hond. Op eenigen afstand, volgt een tweede, met eenen dikken knuppel gewapend, die uit eene korte pijp rookt, met de oogen op den grond geslagen, als stond hij volstrekt in geene betrekking met zijnen voorganger. Uit iedere straat, uit ieder steegje en uit iederen hoek komen nu de vrienden en bekenden van den dooden held met een groot gehuil te voorschijn. Oude veteranen, met honderd wonden bedekt, verlaten de half afgeknaagde beenderen of de mishandelde kat, welke zij door hunne dapperheid verkregen hebben, en springen blaffend en huilend om den dooden vriend heên; jonge aspiranten komen op dat geschreeuw en die vervolging toeschieten, en er wordt eene weeklagt gehoord, gelijk aan die, welke voor de Dardanische poort opsteeg, toen de goddelijke Achilles zijnen dooden vijand rondom de muren van Troje voortsleepte. De man met den dooden hond vervolgt bedaard zijnen weg, en even bedaard volgt hem zijn medgezel.
De troep honden, moedig geworden door hun aantal, komt al nader en nader. Reeds bevinden zich eenigen onder het bereik van den knuppel, en deze suist door de lucht - zoo snel als het licht en zoo onvermijdelijk als het noodlot - en de schim van eenen anderen hond is naar de beneden wereld gezonden. Verschrikt verdeelt zich de troep honden, om zich een oogenklik daarna weder te verzamelen.
Gelijk in de meeste Oostersche steden, zoo is ook in Bucharest aan ieder bedrijf zijne bepaalde wijk aangewezen. Ook hebben de Joden hunne bepaalde wijk, ovrai genoemd. De Joodsche bevolking zal ongeveer 6000 zielen beloopen. Op het eerste gezigt schijnt dit getal wel driemaal zoo groot te zijn want de Joden van Bucharest zijn overal tegenwoor- | |
| |
dig. Men mag gaan, waar men wil, men ziet steeds den breedgeranden hoed, den smerigen, langen, zwarten rok, en den langen baard van den Israëliet, die steeds gereed is te dienen en te schagchelen. Hij is uw slaaf, die op uw bevel wacht, of liever gezegd, hij is de slaaf van uwe beurs. De piasters in uwen zak zijn eene magneet, die hem aan u bindt. Neemt er eene in uwe hand, en zulk een gedienstige geest treedt u nader, zooals de dienende geesten van Aladijn bij het wrijven van zijne wonderlamp verschenen. Hij kan met u ten minste in zes talen spreken, en gij moet in alle andere, behalve in uwe moedertaal, een groote weetniet zijn, als gij hem niet in de eene of andere verstaan kunt. Welligt weet hij niets van de Engelsche taal, maar Fransch en Duitsch, misschien ook Spaansch en Italiaansch, is hem gemeenzaam, en daarbij al de verschillende dialekten van het Oosten. Hij kent iederen mensch, iedere plaats, ieder huis, ieder ding, en voor eene naauwelijks noemenswaardige som staat al deze kennis u ter dienste.
Eene der meest eigenaardige merkwaardigheden van Bucharest, is de ongemeene ongelijkheid van hare gebouwen. Naast het meest grootsche, sierlijke paleis staat het vreeselijke hol van den Zigeuner; in geene andere Europesche stad kan men iets dergelijks zien. Even zoo moet de verscheidenheid van zeden en gebruiken den vreemdeling ongemeen treffen. Terwijl de vader in het oud eerwaardige nationale kostuum rondwandelt, kiest de zoon de nieuwste modes van Parijs. Fransch verstaat bijna een ieder; het is uitsluitend de taal der aristocratie, die met haar alle vormen en zeden van het Parijsche volk heeft aangenomen, misschien het goede alleen uitgezonderd.
Het rooken is de hoofdbezigheid der beide geslachten. Als men in een huis komt, biedt u de bediende den brandenden tsjibuk aan, altijd vergezeld van eene kom geurige koffij. De Turksche tabak, die men uitsluitend gebruikt, wordt met lof verheven.
III. Bl. 401-448. Iets over de bewoners der Marquesas eilanden. - Te dezer plaatse, vindt men eene hoogstbelangrijke bijdrage van Max-Radiguet over de bewoners van die schoone eilanden-groep. Zij is der aandacht dubbel waardig, en wij kunnen ons niet onthouden eenige punten aan te
| |
| |
stippen, welke deze schets tot eene zeer interessante lektuur maken voor allen, die de wetenschappelijke kennis van hedendaagsche toestanden van vreemde volken op grooteren prijs stellen, dan de Ausschueifangen der verbeelding, die onze romanliteratuur te baat neemt, om den gekunstelden smaak der meerderheid van het publiek te streelen.
De maatschappelijke orde is op de Marquesas-eilanden nog in hare eerste kindschheid en de standen zijn verdeeld in twee klassen. De eerste, die der akaïkis, kan beschouwd worden als de aristocratie, hetzij door geboorte, fortuin of verstand. Deze bevat de burgerlijke en godsdienstige opperhoofden. De tweede bestaat uit de overige bevolking, de kicinos. Het gezag van den akaïki heeft zeer bepaalde grenzen. Zijn invloed is vooral afhankelijk van zijne persoonlijke dapperheid. Niets onderscheidt uiterlijk den akaïki van den kiklio. - De kikino is gewoonlijk bestemd om de soldaat der opperhoofden te zijn. Zijne gewone bezigheden bepalen zich om het eten van het huisgezin klaar te maken en op te brengen. Voor het overige eet hij van denzelfden schotel en slaapt op dezelfde mat als het opperhoofd. - Men is akaïki volgens het regt van geboorte. Ook wordt men het door zich in den oorlog te onderscheiden, door zich met eene altapeïce (vrouwelijk opperhoofd) te verbinden of zich door een opperhoofd te doen aannemen. Wanneer een akaïki verscheidene kinderen heeft, erft de oudste zoon of dochter den titel en de voordeelen; de andere kinderen blijven kikinos.
Het was noodzakelijk een volk, dat geen andere regten erkende dan die der sterksten, in zijne neigingen te keer te gaan en het in toom te houden. Dit was de oorsprong van de topu, welke men uit eene goddelijke bron deed ontspruiten. Tapu beteekent: formeel verbod. De tapu was altijd oorspronkelijk de wil der goden, door tusschenkomst der priesters aan het volk bekend gemaakt; maar hij ontwikkelde zich spoedig, zoodra de menschen in het bezit van het geduchte wapen kwamen, en men erkende de partij, die men daarvan kon trekken, om over zwakke onwetende en ligtgeloovige gemoederen te heerschen. De priesters sloten weldra eene overeenkomst van wederkeerige bescherming met de opperhoofden, en de tapu, verre van eene
| |
| |
zedelijke en beschavende werking te hebben, werd van toen af, wat hij nog is, een werktuig van het despotismus, ten voordeele der hartstogten en luimen, gebezigd door hen, die daarover beschikten.
Het menscheneten is overal in dien archipel een feit, dat maar al te zeer bekend is; maar uitgezonderd wanneer het koortsig gevoel van haat, wraak, de overspanning van den strijd en het snoeven bij de overwinning de inboorlingen bedwelmen, behouden slechts eenige kraklaus (grijsaards) nog eenigen smaak voor deze onnatuurlijke feestmalen. De bewoners der Marquesas eten geene menschen, dan uit wraak. Om hen te dooden, gebruikt men gewoonlijk het middel. dat men bij het slagten van dieren bezigt. Ten einde het bloedverlies zooveel mogelijk te vermijden, verstikt men hen. Aan de krijgslieden komen de oogen toe. Het hart wordt raauw gegeten; het overige van het ligchaam, met ti-bladeren bestoken, met aarde overdekt en op eene laag gloeijende steenen gelegd, wordt den eersten of tweeden dag gebraden en den derden dag en de volgende dagen gegeten. De opperhoofden, de hoogepriesters en de grijsaards worden alleen tot de maaltijden van menschenvleesch toegelaten, maar in oorlogstijd mogen ook de kikinos deel daaraan nemen. Een kaniki, met een scherp riet gewapend, snijdt het ligchaam door. De voeten, de handen en de ribben worden den opperhoofden aangeboden, terwijl de achtergedeelten den opperpriester toekomen. De vrouwen, die van deze maaltijden een groot afgrijzen hebben, worden niet daarbij toegelaten, en gedurende verscheidene dagen ontvlugten zij de mannen, die verdacht worden gehouden, daaraan deel te hebben genomen.
De gestalte der vrouwen is van eene middelbare grootte. Hare houding is dikwijls met eene zuiverheid gevormd, welke men niet bij andere natiën aantreft, terwijl het ligchaam sierlijk gebogen, het vleesch vast en elastiek, en de huid van de goootste fijnheid is. Hare handen zijn, bij het aanraken, olieachtig en de vingers dun, de nagels lang, ovaal, blinkend als agaat en met de grootste zorg behandeld, zijn gewoonlijk ten uiterste schoon. Weinige vrouwen in de wereld bezitten meer bevalligheid, zoo niet in hare bewegingen, dan toch in houding, en de vrouwen van de
| |
| |
naburige archipels, de zoo hoog beroemde bewoonsters van Tahiti, schijnen lange, logge, dikke en bruine boerinnen, wanneer men haar vergelijkt met de dochters van Nukahiva, die van het hoofd tot de voeten zoo buigzaam zijn.
Over het geheel schijnen op de Marquesas de gelaatstrekken bij de vrouw minder fijn en minder zuiver, dan bij den man, misschien omdat wij gewoon zijn meer van hare schoonheid te eischen. Het dikke, eenigzins harde haar, vol glans door het gebruik van oliën, met de vingers opgestreken, valt op de schouders neêr, en omgeeft een gelaat, dat eene bleekroode kleur heeft als het sandelhout. Het voorhoofd is open, maar ovaal, de oogbeenderen zijn vooruitstekend. Onder de boogvormige wenkbraauwen, met weinige haartjes voorzien, openen zich groote, vochtige, zwarte oogen. Hoewel het gelaat der mannen ons onregelmatiger toeschijnt, zoo heeft toch hun gelaat niet die zachtzinnigheid, die openhartigheid, die melancholische en peinzende aanlokkelijkheid, welke de vrouwen van den archipel onderscheidt. De zachtzinnigheid der vrouwen is ontegensprekelijk. Zij hebben eene zeer levendige verbeelding en zijn ten uiterste vreesachtig en bijgeloovig. Coquet, opgeruimd, met eene zucht tot spotternij, bezitten zij eene bijzondere scherpzinnigheid in het opmerken van onze Europesche gebruiken en van ons karakter, en sedert onze komst in dit land hebben zij ons dlkwijls, niettegenttaande het gevaar, waaraan zij zich blootstelden, tallooze blijken van hare gehechtheid gegeven.
Het huwelijk te Nukahiva heeft niets gemeens met de plegtige verbindtenis, welke de moedigsten bij ons soms niet zonder schroom durven aangaan. Het is niet de voor het leven vastgeklonkene keten, het is een bloemenkrans, dien men draagt, zoo lang hij ligt schijnt, en dien men kan verbreken, zoodra hij zwaar wordt. Niets is eenvoudiger dan een huwelijk: zoodra twee jonge lieden elkander liefhebben, vragen zij aan hunne familiën de toestemming om zamen te leven. Is die toestemming gegeven, dan geeft men aan de verloofden geschenken. Deze bestaan in stoffen, wapenen en krijgsvoorraad. Men vergadert de bloedverwanten rondom een varken, dat men voor deze gelegenheid geslagt heeft. De hut van eene der familiën ontvangt terstond het jonge
| |
| |
paar, en het huwelijk is zonder eenige andere plegtigheid voltrokken. Stellen de ouders daarentegen eenige verhindering, dan gaan de verliefden ergens anders bescherming zoeken, en het huwelijk heeft daarom niettemin plaats. Na een' zekeren tijd van beproeving, wanneer de echtgenooten erkennen, dat zij niet kunnen harmoniëren, verlaten zij elkander met wederzijdsch goedvinden, beschouwen zich als volkomen vrij en daarmede is alles afgedaan. Maar indien de vrouw uit luim het huwelijksdak verlaat, om eenen geliefde te volgen, bespiedt de man haar en geeft haar herhaalde malen hevige bestraffingen. De medeminnaar snelt natuurlijk ter hulp van zijne weenende geliefde. Een hevige twist volgt hierop, de bijlen worden opgevat en de zaak eindigt meestal met den moord van een der partijen.
De twee laatste deelen van ‘de Globe,’ waarvan wij onzen lezers den voornaamsten inhoud hebben leeren kennen, zijn geïllustreerd met vier platen, te weten:
23e deel, le stuk. Eene plaat voorstellende: De begrafenisplegtigheid van een' Japansch' beambte.
Idem, 2e stuk. Eene plaat voorstellende: De cérémonie van den Gna-loung.
24e deel, le stuk. Eene plaat voorstellende: Port-Louis (Ile-de-France).
Idem, 2e stuk. Eene plaat voorstellende: De haven Hobart-Town, van den kant der kazernen.
Deze afbeeldingen zijn, voor zooverre wij er over kunnen oordeelen, zeer goed uitgevoerd. Ook de druk van het werk verdient lof, en ofschoon de correctie, wat de toepassing der grammaticale regels betreft, wel hier en daar iets te wenschen overlaat, kan men over het algemeen aan taal en stijl geene verdienste ontzeggen. Wij wenschen dit werk dan ook vele koopers toe, en den heer Vink tijd en lust, om zijnen belangrijken arbeid voort te zetten.
Zutphen, October 1861.
L.A. Hissink. |
|