geschreven. - Minder nog dan voor den wetenschappelijk godgeleerde, noemt hij het voor den door God geleerde geschikt. Alleen voor hen, die belang stellen in den strijd onzer dagen, heeft hij het klaarblijkelijk bestemd, en voor deze wenscht hij dat het nuttig wezen zal, door hen te versterken in bedachtzaamheid, zoodat zij zich niet laten aftrekken van hun geloof in den Christus naar de schriften. Ziedaar het doel, hetwelk de heer Steenhoff trachtte te bereiken. Of hij dat doel volkomen bereikte? Hij zelf zal wel de eerste zijn, die de feilen erkent, en al het gebrekkige, dat zijn werk gemeen heeft met dat van alle andere menschen. Errare est humanum; en al legt iemand zich toe op het volmaakte, hij grijpt des niet te min wel eens mis. Referent wil geenszins betwisten, dat dit laatste hier ook door den heer Steenhoff in zijne proeve van beantwoording geschiedde, dit neemt echter niet weg, dat hij die proeve over het geheel als eene welgelukte aankondigen mag. Zij bestaat - om ten minste ook iets van haren inhoud mede te deelen - uit twéé stukken, welke echter ten naauwste met elkander zijn verbonden. In het eerste toont de schrijver hoofdzakelijk aan, dat de bezwaren, welke tegen Jezus buitengewone geboorte uit Maria, door den Heiligen Geest, van onderscheidene zijden zijn ingebragt, de noodige kracht missen, en brengt hij de gronden bij, welke, zijns inziens, voor zoodanige geboorte pleiten. Op grond van het voorgaande stelt hij daarna in het volgende, Jezus voor als het groote wonder Gods, door Wien groote wonderen zijn verrigt, en tracht hij de bezwaren weg te nemen, welke, gedurende de laatste jaren, tegen het geloof aan wonderen geopperd zijn.
Referent eindigt deze aankondiging met den wensch, dat, onder Gods onmisbaren zegen, vele lezers van dit geschrift, hetwelk hij met alle vrijmoedigheid aanbevelen durft, niettegenstaande de stijl boeijender en de vorm aangenamer konden zijn, daardoor tot de overtuiging mogen worden gebragt, of in die overtuiging worden bevestigd, dat de apostel Petrus regt had, toen hij den Heiland antwoordde op de vraag: Wie zegt gij,. dat ik ben? Gij zijt de Christus de Zoon des levenden Gods!
Christianus.