zouden wij de schrijfster van overdrijving beschuldigen, wanmeer niet alles door de geschiedenis werd gestaafd.
Gesterkt door het gevoel, dat hij eene edele daad verrigt, vreest bij den toorn van den Russischen generaal Tottleben niet. Hij denkt om allen, vraagt voor allen, zorgt voor Christenen en Joden, voor vrienden en vijanden, slooft zich af voor anderen, gunt zich zelven gemak noch rust en is overal de reddende engel.
Gesterkt door het bewustzijn, dat hij handelt, zoo als zijn geweten hem voorschrijft, vreest hij niet om den koning de waarheid te zeggen, hem het lot der ongelukkige bewoners van Leipzig voor te houden, en met eene vrijmoedigheid, die alleen uit dat bewustzijn voortvloeit, den koning zijne gebreken onder het oog te brengen.
En dit alles is in boeijenden stijl voorgedragen en draagt den stempel van waarheid, want de schrijfster verheelt het niet, wanneer haar held, even als alle menschen, ook zijne zwakke zijde heeft.
Het portret van den koopman heeft ons zoo zeer bezig gehouden, dat wij bijna zijne dochter zouden vergeten, wier liefdesgeschiedenis met eenen vijand van haar land, een Rus, door de schrijfster op meesterlijke wijze, tusschen de andere draden van het werk is ingevlochten. Zijne dochter, zijn ecnig kind genoot alles, wat zij konde wenschen. Rijkdom en weelde omgaven haar, maar één voorname schat miste zij, of scheen zij te derven, namelijk het hart haars vaders. En toch beminde die vader, wiens hart aan de menschenliefde zoo ruime plaats inruimde, zijn kind vurig, maar zoo zeer was hij van den morgen tot den avond met zaken en bezigheden als overladen, dat deze over al zijnen tijd beschikten, en hij schijnbaar zijne dochter vergat. En toch was zijn werken en streven op een doel gerigt: op het geluk zijner Elise. Zoolang de zou van den voorspoed hem bescheen, scheen, schenen beiden elkander niet te begrijpen.
Duidelijk verkondigt dit werk ons verder de waarheid, dat het aardsche geluk wisselvallig en de dankbaarheid der vorsten en grooten dikwijls een ijdele klank is. De man, die duizenden had geholpen, die altijd gereed stond, om invloed en vermogen ter bevordering van eens anders geluk aan te wenden, wordt juist hierdoor in groote ongelegenheid ge-