Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1862
(1862)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOnze toekomst. Staat en krijgskundige beschouwing, door Alexander. (Te) Kampen, (bij) K. van Hulst, 1861. Prijs ƒ 0,60.Wanneer op de effene oceaanvlakte het schip rustig daar henen glijdt, en de gezagvoerder van hetzelve, aan het helder blaauw uitspansel het zich bij elkander pakken der wolken bespeurt, die als een rouwfloers langzaam zich ontrollen en een naderenden orkaan voorspellen..., dan voorzeker zal deze gezagvoerder alle krachten inspannen, om tegen dezen vreeselijken vijand zich te wapenen en zij schip aan het steeds gapend graf te betwisten. Wanneer de ervaren krijgsoverste, gedurende eenenvoor hem voordeeligen strijd, bespeurt dat eenig belangrijk punt door groote overmagt wordt bedreigd, en eht verlies daarvan oorlogskans voor hem kan doen verkeeren, en hij kan worden geslagen, dan zal hij met de meest mogelijke snelheid dat bedreigde punt ter hulpe snellen en alzoo trachten het leven van zoo velen en de eer zijner wapens te redden!!...In den tijd dien wij thans beleven, zien we op onderscheiden plaatsen aan den horizont, vooral in het Oosten, dergelijke onheilspellende wolken zich te zamen | |
[pagina 114]
| |
pakken; God verhoede het, dat ze niet, voorgestuwd door den adem des huilenden winds uit den vreemde, losbreken boven ons dierbaar vaderland, en het niet door de zware donderknallen worde geschud, om voor altijd in het rouwflloers dier onweêrswolken te blijven gehuld. Naast God, danken wij het behoud van ons land, bij dreigende stormen, aan het beleid van den ervaren staatsman!...Die staatsman echter, behoeft ondersteuning en vooral goeden raad! Zoo immer, dan is thans de tijd dáár om goeden raad te geven; deze is, ja duur, maar toch met eenen vasten wil en met achterstelling van pedante betweterij, te koop!......En hiervan is Alexander ten volle overtuigd en treedt hij met vernieuwde krachten ten tweede maleGa naar voetnoot(1) den staatsman met goeden raad, ja met aanhaling van daadzaken, helaas maar al te waar, ter zijde: Hij, Alexander, dringt aan op ‘verhooging van strijdbaarheid in de overzeesche bezittingen,’ ten einde met alle krachten onze oppermagt in Indie te handhaven. De zaak door Alexander bepleit is teernstig, is van te veel gewigt, dan dat wij een oogenblik zouden aarzelen, den geachten lezer van dit belangrijk tijdschrift een waarschuwend voorbeeld in ‘Onze toekomst’ voorkomende, vóór te leggen. Het geldt de gevestigde kolonie der Hollanders in Brazilië, onder het ‘liberaal’ bestuur van graaf Johan Maurits van Nassau: ‘Graaf Maurits (toen hij in 1644 naar Nederland terug keerde) beval voornamelijk der regering (in Brazilië) aan verdraagzaam te wezen en gematigd ten opzigte der uitoefening van de eeredienst der verschillende aan het Hollandsch gezag onderworpen natiën; ijverig maar niet gestreng te zijn, hij het innen der belasting door de suikerplanters aan de West-Indische compagnie verschuldigd; zorgvuldig de versterkingen te onderhouden en vooral een verdedigingswerk aan te leggen voor de brug bij Boa-Vista tot bescherming van Maurits stad; eene strenge militaire krijgstucht in acht te doen nemen, nogtans daarbij naauwkeurig zorg te dragen voor de geregelde betaling der soldij, en de troepen van al het noodige te voorzien; eindelijk met naauwgezetheid | |
[pagina 115]
| |
de wetten te handhaven tegen de heiligschennis, de onzedelijkheid en de ontheiliging van den Zondag; bovendien beval hij der regering aan, al het mogelijke te doen om de voornaamste Portugeesche kooplieden aan zich te hechten; niet te spoedig de beschuldigingen te gelooven, die men tegen hen zou inbrengen en vooral zeer gematigd te wezen in het aanwenden der pijnbank; maar, aan den anderen kant, zorgvuldig alle gemeenschap of briefwisseling te beletten tusschen de roomsche geestelijkheid onzer Capitonaten en van S. Salvador, want van daar kwamen de grootste gevaren.’ Gedurende het kortstondig bewind (Januarij 1637 tot Mei 1644) van een landvoogd, met zulke beginselen bezield, werden onze bezittingen met drie belangrijke provincien vermeerderd; de overmagt der Portugezen in die streken was gefnuikt; op Afrika's westkust waren vaste punten verworven; groote overwinningen te land en ter zee behaald; de handel van Brazilië vrij verklaard; kunsten en wetenschappen onder het tropische klimaat tot nieuwen bloei overgegaan; de inkomsten der Braziliaansche bezitting geklommen tot ƒ 1.800.000. ‘Na graaf Maurits' vertrek kon de geest van onverdraagzaamheid en willekeur zijne rol spelen, en werd de kolonie op zoo conservatieve wijze geregeerd, dat zij al meer en meer in belangrijkheid en omvang verloor, en na tien jaren tijds geen Hollander zich meer vertoonde op Braziliës kust!!......’ ‘Om zoo veel mogelijk te behouden, beval het bestuur der West-Indische compagnie alle uitgaven te vermijden, en tegen elken prijs de inkomsten te vermeerderen, te einde die der compagnie te verhoogen. Men moest aan de soldaten, die naar Europa wenschten terug te keeren, daartoe vergunning geven; de reeds verwaarloosde vestingwerken mogten niet worden hersteld. De troepen hadden aan alles behoefte, en de compagnie zag zich genoodzaakt, ter betaling der soldij, hare schuldenaars aan te spreken, hen bij weigering van betaling door de jnstitie te vervolgen en in hunne eigendommen aan te tasten. Deze handelwijze deed de vaan des opstands verheffen, die, geleid door Vieire, de vernietiging van Neêrlands gezag in Brazilië ten gevolge had!’ ‘Bedroegen de inkomsten der kolonie onder het liberaal | |
[pagina 116]
| |
bewind van graaf Maurits 18 tonnen gouds....Vier jaren na zijn vertrek was er reeds zoo verstandig geconserveerd, dat de inkomsten gedaald waren tot 4 tonnen gouds!!...Zes jaren later, tot minder dan niets. Ziedaar eene vrucht van het behoud op koloniaal gebied. Geschiedenis en rede bevestigen alzoo de waarheid onzer stelling.’ En deze stelling van Alexander, zoo juist uitgedrukt, is de volgende: ‘regeringsbeginselen in staatsvormen gewikkeld, het meest geschikt voor Oostersche toestanden, liberaal, dat is, krachtvol, strikt regtvaardig, mild, bedachtzaam op beschaving en ontwikkeling.’ Maar Alexander zegt verder: ‘Zeer oordeelkundig wijst de geschiedschrijver aan, dat de ware oorzaak van het verval en den ondergang der kolonie niet gezocht moet worden in de maatschappelijke betrekking der leden van het driehoofdig bestuur, dat aan graaf Mauritz was opgevolgd, - menschen, die kooplieden en winkeliers waren geweest, en daarom geene kennis hadden van staats- en krijgszaken, - maar hierin, dat de strijdkrachten, waarover zij konden beschikken, te beperkt waren en vooral in het opgewonden verlangen der portugesche bevolking naar onafhankelijkheid!’ Wat zegt gij, geachte lezer? Alexander heeft den moed, dit droevig voorbeeld onder de aandacht der hooge regering te brengen....In het gansche vlugschrift ‘Onze toekomst’ straalt door: vermeerdering der strijdkrachten in Indië. Op de wijze waarop de schrijver deze vermeerdering wenscht, zijn zoo vele variatiën, dat het ons aan moed ontbreekt der redactie van dit geacht tijdschrift plaats daarvoor te vergen. Wij wenschen ‘Onze toekomst’ in veler handen en vertrouwen met den schrijver: dat het beschaafde Nederland en het jeugdige, krachtvolle deel des legers op zijne hand zal wezen. Wij eindigen deze onze hoogst gunstige beoordeeling over ‘Onze toekomst’ met hulde te brengen aan de redactie van het tijdschrift ‘de Vaderlandsche Letteroefeningen,’ door ons in staat gesteld te hebben, dit belangrijk vlugschrift naar waarde te kunnen schatten.
x2. |
|