in het werk heerscht en men dezelfde vraag op twee of meer ver van elkander afliggende bladzijden behandeld ziet, terwijl anderen weder in het geheel niet terug gevonden worden.
De opmerkingen bevielen ons over het algemeen beter. Sommigen van deze zijn met kennis van zaken en juistheid van oordeel geschreven en hierin zal men menige teregtwijzing vinden omtrent dignen, die dikwijls in de takken van wetenschap of administratie, op wier gebied het tijdschrijft zich beweegt, voorkomen.
Men meene echter niet, dat men om de afkeuring van het eerste het tijdschrift geheel afkeuren en evenmin dat wij om de goedkeuring van het tweede onze onvoorwaardelijke adhaesie daaraan schenken. Wij hebben ons bij de beschouwing van dit tijdschrift op een onzijdig standpunt geplaatst en als wij dan het voor ons liggend deel toetsen aan onze ervaring op het practisch gebied, dan erkennen wij, dat ondanks het gebrekkige van de eerste afdeeling de Juridische Correspondent van veel nut is en dat zijne andere afdeelingen nog voor verbetering en uitbreiding vatbaar zijn.
Mogen wij de redactie eenen goeden raad verschuldigd zijn, zij neme dan een voorbeeld aan de Gemeentestem en andere periodieke tijdschriften van gelijken aard en trachte alle kwestieuse punten, waarop geene antwoorden bij haar inkomen zelve op te lossen, of deele, bij de antwoorden hare zienswijze mede, opdat de beoefenaren der vakken, en de gebruiker van haar tijdschrift, dit met vrucht kan ter hand nemen en zijn verlangen, opgewekt door de medegedeelde vragen, ook bevredigd zie. Wanneer de redactie daarbij een grens van tijd stelt voor de toezending der antwoorden en uit de bij haar ingekomene het beste en volledigste kiest, zal zij van groot nut zijn en haar tijdschrift zal er in belangrijkheid door winnen.
A.
H.