| |
| |
| |
Constance en Elize, of de ongehuwde en weduwlijke staat. Uit het Fransch van de schrijfster van Réalités de la vie domestique. (Te) Tiel, (bij de) Wed. D.R. van Wermeskerken, 1860. In gr. 8vo. Twee deelen, te zamen 633 blz. Prijs ƒ 5,60.
Toen de schrijfster van het met regt beroemde werk: Réalités de la vie domestique, in 1845, dit onnavolgbare voortbrengsel van haren vromen christelijken zin, te Genève, bij Mesd. Beroud Guers, in het licht gaf, had zij zich in de literarische wereld doen kennen door onderscheidene verdienstelijke werken, onder welke Emma, ou la prière d'une Mère; Tablevux de Famille en Récits d'une Grand' Mène, door Referent in vroegere jaren met groot genoegen, en niet zonder nut voor zijne eigene vorming, werden gelezen. Het motto voor de Réalités geplaatst:
(‘Il y aurait un orgueil plus que téméraire à présenter au public le fruit de ses observations, sans y joindre sincére aveu que c'cst dans son propre coeur que I'on a fait les plus tristes découvertes’)
was reeds à priori een zedelijke waarborg van de opregtheid der schrijfster. Evenzoo, mogen wij thans, door verkregene ondervinding, betrekkelijk den echten godsdienstzin der auteur, voorgelicht; uit den inhoud van het motto, dat Constance en Elize karakteriseert,
(‘Heer! Gij hebt voor U ons geschapen en ons hart is onrustig, tot het zijne rust bij U gevonden heeft.
Augustinus’)
met eenige zekerheid besluiten, dat dit jongste werk van Mad. Long denzelfde geest van reinen zielenadel en christelijke waarheidsliefde ademt.
Dit nieuwe geschrift: Veuvage et Célibat, heeft in al de beschaafde kringen der Protestantsche wereld in Europa een' verbazenden opgang gemaakt, en zelfs de Roomsche geestelijkheid heeft het zonder tegenkanting onder hare gehoorzame schaapjes laten circuleren. De oorspronkelijke uitgave is, binnen een' betrekkelijk korten tijd, geheel uitverkocht geworden, en wij prijzen den maatregel der welbekende Tielsche firma, die besloot, om den Nederlanders, die het
| |
| |
origineel niet bezitten, of het in de Fransche taal niet volkomen kunnen begrijpen, in de gelegenheid te stellen kennis te maken met eenen arbeid, welke in alle opzigten aanbeveling verdient. Het hierboven aangekondigde werk. is het resultaat van den wensch, die de Wed. D.R. van Wermeskerken aanspoorde, om het Zwitsersch-Fransch: Veuvage et Célibat, onder een Nederlandsch gewaad in ons Vaderland eene (naar wij hopen gelukkige) reis te laten doen.
Waarom men den oorspronkelijken titel: Veuvage et Célibat heeft omgekeerd, of gelijk onze Duitsche naburen (Referent woont niet ver van de grenzen!) zouden zeggen: umgeschaffen, is ons niet duidelijk. Of voorts de uitgeefster verstandig heeft gehandeld, door, bij de verschijning van het tweede deel, eene aanbeveling te voegen van den overigens zeer achtenswaardigen predikant R. van Beuningen van Helsdingen, te Ommeren, willen wij liefst niet beslissen. - Immers, luidens dit berigt, is de vertaling bewerkt ‘door een waardigen grijsaard, die er zich in zijne stille uren meê bezig hield,’ terwijl zij naderhand ‘nagezien, hier en daar nog al aanmerkelijk veranderd, en verbeterd’ is dor genoemden Ds. van Beuningen van Helsdingen, die daarenboven ‘het opzigt over den druk’ op zich genomen heeft. Ons dunkt, eene aanprijzing van dezelfde hand gelijkt zeer veel op eene Fransche réclâme, en zouden niet durven beweren, dat het oordeel, door dien heer uitgebragt, als dat van een' geheel onpartijdigen regter kan beschouwd worden. Onze ambtgenoot, Dr. J.A. Wijnne, schreef reeds in 1856 de volgende woorden, die wij in dit geval tot de onze maken: ‘Een boek mag den schijn niet op zich laden naar een' vreemden steun te zoeken, dien het in zich zelf moet ronddragen.’
Laat ons inmiddels zien, wat het werk van Mad. Long bevat. Deze schrijfster staat sedert lang bij het letterlievende publiek van Nederland, vooral bij de vrouwen uit den beschaafden stand, bekend, als iemand, die een zuiver en godsdienstig gevoel bij eene rijke verbeelding paart, en die de moeijelijke kunst verstaat hare denkbeelden op eene boeijende wijze voor te dragen, zoodat hart en geest tegelijk voedsel vinden bij het aandachtige lezen harer geschriften. Den lezers van dit Tijdschrift zal het dan ook, naar wij ver- | |
| |
trouwen, niet ongevallig wezen met ons een' vlugtigen blik te werpen op het romantische verhaal, dat ons in den vorm van ‘Handschriften’ en ‘Brieven’ wordt aangeboden.
Constance Darnay had reeds op jeugdigen leeftijd het ongeluk gehad hare moeder te verliezen, en haar vader, een welgesteld landedelman; had het bestuur zijner huishouding toevertrouwd aan eene zuster, die aanvankelijk de zorg der opvoeding van Constance op zich nam, welke naderhand op ene kostschool werd geplaatst, waar zij Elize leerde kennen, met wie zij de naauwste vriendschap aanknoopte. Zeventien jaren oud zijnde, verliet Constance de kostschool, en vond weinig genoegen in het waarnemen der huishoudelijke pligten, die hare tante, eene knappe, verstandige vrouw, haar oplegde. Constance verloor kort daarop deze tante, en nu rustte het huishouden van haren vader geheel op haar. Zij behartigde dit niet naar behooren, en gaf zich over aan het verderfelijke romanlezen, hetgeen oorzaak werd, dat zij een huwelijksaanzoek miste, waarmede zij anders vereerd zoude geworden zijn. Eenigen tijd daarna, kwam hare blinde grootmoeder van moederszijde bij haren vader inwonen; deze, eene oude methodiste vrouw, oefende veel invloed uit op de vorming van haar karakter en boezemde haar beginselen in, die weldadig werkten op haren verderen levensloop.
Constance kwam in kennis met een' grijsaard, Guérin genaamd, die bij eene zijner dochters ging inwonen. Hij had nog eene kleindochter, welke hij aan Constance toevertrouwde, op verzoek van deze, die veel belang stelde in dit meisje, Balbine geheeten. Guérin stemde gaarne hierin toe, omdat de dochter, bij wie hij zijn verblijf zou vestigen, getrouwd was met eenen roomschen man, wiens geest van proselyten-makerij hij met regt vreesde.
Constance hechtte zich spoedig aan het ouderlooze meisje. Intusschen was Balbine weinig aan orde en leeren gewoon, zoodat het Constance veel moeite en ìnspanning kostte haar tot het goede te leiden. Constance zond nu Balbine naar de gemeenteschool, hetgeen ten gevolge had, dat zij en hare vrome grootmoeder zich met de dorpsjeugd bemoeiden, en er eene Zondagsschool tot stand kwam, welke veel toebragt tot de zedelijke verbetering in hare woonplaats.
| |
| |
Drie jaren later vestigde zich in hare buurt eene Engelsche familie, bestaande uit kapitein William Clifton en zijne twee zusters. Deze omstandigheid bragt veel bij tot het aangename in het leven van Constance, dewijl beide families, door gemeenzamen omgang en het wederzijdsch aandoen van velerlei genoegens, zich den naam van goede buren trachtten waardig te toonen. Echter was zulks alleen des zomers, daar de familie Clifton den winter in de stad doorbragt. Na verloop van een paar jaren, moest kapitein Clifton naar zijne landgoederen in Ierland vertrekken, waar onlusten waren uitgebroken en zijne tegenwoordigheid noodig werd geacht. Hij vroeg Constance ten huwelijk, die weigerde, omdat zij in het denkbeeld verkeerde, dat haar oude vader van hartzeer zoude sterven, indien zij hem verliet, In Ierland gekomen, wordt kapitein Clifton opgeroepen, om zijne dienst waar te nemen, en vertrekt naar Indië, waar hij later in een' slag tegen de opgestane Hindoes sneuvelt. Constance blijft dus ongehuwd.
Constance gaat op reis met haren vader, en ontmoet hare vriendin Elize met twee zonen. Elize was toen weduwe, en beloofde Constance de lotgevallen te doen kennen, die haren levensloop hadden onderscheiden. Deze komen op het volgende neder:
Elize huwde, zes maanden nadat zij de kostschool verlaten en hare intrede in de wereld gedaan had, met Frederik Mahussier, (den zoon van eenen rijken koopman) die echter eene slechte opleiding had genoten en zich zelden met de kantoorzaken bezig hield. Elize woonde bij hare schoonmoeder in, ging niet met de huishouding om, en kreeg zoo doende weinige kennis van de pligten, die op eene getrouwde vrouw rusten. Zij maakte met haren man en eene vriendin, Lucy genaamd, een uitstapje naar de wereldstad, Parijs, en had, helaas! al te spoedig aanleiding om zich over het gedrag van Mahussier te ergeren. Aldaar ontmoette zij eene oude kennis uit Marseille, Adrienne Serre, die stil in het hedendaagsche Babylon woonde, en die later veel invloed had op haar karakter. Frederik vervreemde zich hoe langer hoe meer van zijne vrouw, waartoe haar eigen gedrag veel aanleiding gaf. In dien toestand, wordt een zoon geboren; beide grootmoeders betwisten elkander
| |
| |
het bestuur der opvoeding, en Elize besluit haren eigen weg hierin te bewandelen. Daardoor geraakt zij in ongenoegen met beide families, zoowel aan haren kant als aan dien van haren man.
Door het onverwacht overlijden van den ouden heer Mahussier, komt Frederik in de zaken; doch hij is er in geene deele voor berekend, en denkt meer aan het najagen van vermaken dan aan den handel, zoodat hij spoedig den kreeftengang betreedt. Elize, door den boekhouder en eersten bediende Darent, onderrigt zijnde van de treurige waarheid, besluit haren vader te raadplegen; doch deze was juist door een zenuwtoeval getroffen, zoodat zij zich verpligt ziet Frederik er over te spreken. Deze bekent schuld en belooft beterschap; maar het blijft bij woorden, en Frederik zet zijne ongeregelde levenswijze voort. Hij maakt kennis met zekeren Jamson, die van alles verstand zeide te hebben, doch Frederik nog verder in de war hielp. Frederik gaat met dezen man naar Parijs, om eene nieuwe onderneming op touw te zetten. De vader van Elize komt te sterven, en Frederik keert naar huis terug, om de erfenis van zijne vrouw te vereffenen. Hij doet zijne eigene zaken aan kant, en......................
Wij willen deze schets niet verder voortzetten, om u, geachte lezers en lezeressen, het genoegen niet te ontnemen, hetwelk u eene nadere kennismaking met Elize's lotgevallen ongetwijfeld zal verschaffen. Ook wacht u nog menige verrassing bij het lezen der levenswisselingen, die Constance en Elize nog inniger aan elkander verbonden. Wij bepalen ons daarom, ten slotte, u opmerkzaain te maken, dat dit verhaal hoofdzakelijk dienen moet, om ons het goede en het kwade, zoowel van den gehuwden als den ongehuwden stand, levendig voor oogen te stellen, en ons vooral te doen begrijpen en leeren inzien, dat onze Vader in den hemel, alle menschelijke zaken en wereldsche omstandigheden doet zamenloopen, om ons tot Hem te brengen.
Onze lezers hebben het, door de voorafgaande korte schets, kunnen zien; de inhoud van Constance en Elize is hoogst, belangwekkend en nuttig. De verscheidenheid der levenstoestanden, de omvang der karakterschilderingen, de ruimte van den gedachtenloop, alles verraadt den diepzinnigen blik
| |
| |
eener ervarene menschenkenster. Meer dan waarschijnlijk zijn de brieven en handschriften verdicht, die ons den merkwaardigen levensloop en de verschillende lotgevallen onzer twee heldinnen voorstellen; doch deze mededeelingen zijn zoo afwisselend en verrassend, dat wij het Ds. van Beuningen van Helsdingen mogen nazeggen: ‘de smaak van hen, die slechts geschiedenis of roman verlangen, wordt er volkomen door bevredigd, hunne belangstelling gewekt en hunne nieuwsgierigheid geprikkeld.’
De karakters der personen, die in het boek voorkomen, zijn met een' zeldzamen takt volgehouden; hunne toestanden worden, naar gelang der omstandigheden, in welke zij verkeeren, logisch ontwikkeld, en de stijl waarin ons zulks wordt verhaald (vooral die van het oorspronkelijke: Veuvage et Célibat), is zeer levendig en bevallig. Wat echter Constance en Elize bijzonder onderscheidt, is, gelijk wij het hierboven reeds aanstipten, de licht- en schaduwzijde van den ongehuwden, den echtelijken en den weduwlijken staat. Beide vrouwen vertellen elkander, in dagboeken en brieven, de zwakheden, die haar ontsieren, en de gebreken, waarmede zij behebt zijn, en doen elkander opmerken welke middelen de goede God heeft aangewend, om haar tot de rust der ziele en den inwendigen vrede in den Heere, Jezus te brengen. Dit werk van Mad. Long beeft dus, even als de Réalités de la vie domestique, en gelijk de heer van Beuningen van Helsdingen naar waarheid getuigt: ‘eene godsdienstige strekking en predikt een evangelisch en gemoedelijk, een levend en werkzaam Christendom. Nooit aanvallende, bestrijdende, of iemand veroordeelende, maar onpartijdig en liefderijk hare eigene overtuiging uitsprekende, geven Constance en Elize, of hare vriendinnen, nergens aan andersdenkenden aanstoot of ergernis.’
Summa summarum: Constance en Elize verdient gekocht, gelezen en herlezen te worden. Moge deze aankondiging hiertoe het hare bijdragen, en de firma Wed. D.R. van Wermeskerken, voor de zorgen en kosten aan de uitgave besteed, naar verdiensten beloond worden!
Z. October 1861.
L.A.H. |
|