| |
| |
| |
Hippo-Lasso. Paarden-strik of dwang-tuig, dienende om het paard, den muilezel en in 't algemeen alle groote viervoetige huisdieren, die door hunnen ondeugenden, koppigen of wilden aard onhandelbaar zijn, in zeer korten tijd en op hoogst gemakkelijke en eenvoudige wijze te temmen en tot alle diensten af te rigten en tevens het hollen, van het rijd- (lees: rij-) als van het trekpaard, onmogelijk te maken. Vrij naar het Fransch van M. Raabe, Ritmeester bij het 6de Regiment Dragonders en M. Lunel, Luitenant bij het 4de Eskadron van den Trein. Door D. van Hulst, Rijks- Veearts te Nieuwveen. Met platen. (Te) Amsterdam, (bij) J. Noordendorp, 1860. Prijs ƒ 0,90.
Het valt niet te ontkennen dat onze XIXde eeuw zich kenmerkt door eene zucht om te temmen, tam te maken en te bedwingen, gelijk de geschiedenis ons leert, hoe heerschzuchtige vorsten alle mogelijke middelen aanwenden om de opgestane of weêrspannige volken onder het juk te brengen, welke middelen echter, bestaande uit zoet-klinkende woorden en de schoonste beloften, gebleken zijn, verouderd en niet meer proefhoudend te zijn. Ieder onbevooroordeelde is hiervan ten zeerste doordrongen en innerlijk doet het hem goed, als hij ziet, dat de reeds zoovele jaren meêdoogenloos verdrukte onderdanen eens vrij kunnen ademhalen en het juk afschudden, dat bloedige kenteekenen in overvloed heeft achtergelaten. Ook wij allen gevoelen het diepste medelijden met die ongelukkigen, die slechts geboren zijn om te lijden, en drukken daarom in den geest hunnen bevrijder, den man die hun eene betere toekomst zal verzekeren, vurig aan het hart. Doch hoezecr wij ook juichen om hun billijk verzet en hunne vrijheid, deelen wij vooralsnog niet de gevoelens dergenen, die warme voorstanders zijn van de emancipatie der slaven in den eigenlijken zin des woords; deze schepselen toch, bijna zonder rede, bijna gelijkstaande met het dier, ja soms daar nog beneden, weten niet wat vrijheid is en meenen dat zulks niet meer of minder beteekent dan: vrij zijn van allen arbeid en het genot van eene onbekrompene levenswijze te kunnen voeren; de voorbeelden die ter onzer kennis gebragt zijn, uit den mond van geloofwaardige mannen, hebben het bevestigd, dat deze schepselen hoegenaamd
| |
| |
geen begrip hebben van de vrijheid die men hun wil verleenen, want zoodra zij verstonden dat zij voortaan vrij konden leven, maar door die vrijheid in hun eigen onderhoud moesten voorzien, wezen zij dit aanbod gretig van de hand, omdat zij zich daartoe niet in staat gevoelden, en behalve eenige overdreven zinnelooze geruchten, van de overzijde van het kanaal, in het verward brein eener dweepzieke schrijfster gekweekt, spreekt men algemeen van eene goede soms liefderijke behandeling der meesters en eigenaren. Wij willen echter in dezen geen oordeel uitspreken, noch verder hierover uitweiden, ofschoon de verschillende wijzen van het temmen van dieren, ons onwillekeurig deed denken aan het bedwingen en in toom houden van andere schepselen, breeder aangeduid met den verheven naam van ‘redelijk of met rede begaafd.’
Het behoeft niet meer gezegd te worden, dat de Amerikaansche temmer J.S. Rarey, eene groote revolutie in de paarden-minnende wereld heeft te weeg gebragt, getuigen het de soms fabelachtige verhalen van de wijze waarop hij de weêrspannigste paarden tot de gedweeheid van het lam bragt; op de vleugelen des winds en des stooms werden zijne stoute kunststukken over land en zee gevoerd, en het was dus geen wonder, dat zijn door een zijner leerlingen openbaar gemaakt ‘geheim om paarden te temmen,’ duizende bij duizende lezers vond en ook bij ons te lande al spoedig bekend werd, en wel door twee bijzondere uitgaven, de eene door den paarden-arts der 1ste klasse enz. L.Ph. Wüppermann en de andere door D.C. Steyn Parvé, welke laatste daarenboven met een niet onbelangrijk aanhangsel van den vertaler verrijkt is. Verder vindt men nog eene beschrijving van de leerwijze des heeren Rarey in ‘de Boeren-Goudmijn’ No. 7, door F.C. Hekmeijer, wiens arbeid wij liever in een meer degelijk tijdschrift aantroffen. Zelfs het ‘maandblad voor den Nederlandschen Landbouwer’ 1860, No. 10, alias: uittreksels uit den ‘Vriend van den landman’ is niet achter gebleven en heeft zelfs bij den tekst o! zulke leelijke en onduidelijke plaatjes tot opluistering en verduidelijking gevoegd.
Nadat de wereld zich echter lang genoeg met de wonderverhalen en het geheim van den paardentemmer vermaakt
| |
| |
had en tot de overtuiging is gekomen dat Rarey's wijze van temmen hoofdzakelijk gelegen is, in zijne onverschrokkenheid en zijn' bedwingenden en beheerschenden blik, zoo als ons b.v. een Morok in Sue's ‘wandelende jood’ wordt afgeschilderd, verflaauwde het geroep en de opgang van dit geheim met den dag, tot dat weder onlangs de aandacht der liefhebbers gevestigd werd op den Hippo-Lasso, Paarden-strik of dwangtuig, dien wij o.a. kortelijk beschreven vonden door G.J. Hengeveld in de ‘Verzameling van Vee-artsenijkundige bijdragen,’ 3de stuk, blz. 218.
Opzettelijk hebben wij beide stelsels met aandacht nagegaan en ofschoon we bekennen, dat er behalve een persoonlijke en aan Rarey welligt alléén eigene behandeling, veel goeds in dat stelsel lag opgesloten, kunnen we toch niet ontveinzen dat de Hippo-Lasso of het dwangtuig van Raabe en Lunel niet alleen veel eenvoudiger, maar oneindig veel doelmatiger is, bij eene gemakkelijke aanwending en onkostbaarheid, en zoowel voor den vee-arts als ook voor stoeterijen, manèges, slagthuizen, hoefsmeden enz. verdient aanbevolen te worden.
De heer D. van Hulst, Rijks-veearts te Nieuwveen, heeft het werkje uit het Fransch in onze taal overgebragt en voor zoover wij konden bespeuren, met eene zeldzame getrouwheid, waarbij hij de denkbeelden - wat men bij vertalingen niet overal aantreft - juist heeft weergegeven, hetwelk waarlijk niet gemakkelijk is bij eene, soms vreemde en eigenaardige constructie, den Franschen eigen.
Om den belangstellenden lezer eenigzins een denkbeeld te geven van den Hippo-Lasso, vinden wij opgeteekend: drie onderscheidene soorten en wel: lasso dompteur of temmer, lasso harnais of bedwinger en de lasso martingale écolière of afrigter. De eerste van deze, vindt zijne aanwending bij het vangen en temmen van wilde of verwilderde paarden en zal waarschijnlijk de castratie tot dit doel kunnen vervangen; verder bij het hoefbeslag, bij stoeterijen, zoowel voor merriën als hengsten, bij het afrigten der paarden in maneges, bij het transport per vaartuig of spoorwegen, voor het vervoer en slagten van ossen en koeijen, gebruik er van op boerderijen enz. De tweede lasso wordt aangewend bij stoeterijen en belet het trekken, springen enz. De derde
| |
| |
lasso kan in de rijschool worden gebruikt en waarschijnlijk de sporen vervangen. Het geheel bestaat ongeveer uit een volkomen paardentuig met broek, doch aan het borstgedeelte zonder de gewone stengen. De verklaring der zes bijgevoegde platen, die zeer goed uitgevoerd zijn, is de volgende: Plaat I, fig. 1, de temmer; fig. 2, houding van het paard bij het begin der zamensnoering; Pl. II, het paard ter aarde geworpen en getemd; Pl. III, fig. 1, de bedwinger; fig. 2, het paard in zijn loop gestuit enz.
Vraagt men nu of wij volstrekt geene aanmerkingen op het werk des heeren van Hulst hebben te maken? Wij antwoorden: ‘Och, als men een hond wil slaan kan men wel altijd een stok vinden!’ Echter willen wij den kundigen vertaler, die reeds zoo dikwijls blijken gegeven heeft van zijne veelzijdige kennis en belezenheid, onze aanmerkingen niet onthouden, ons overtuigd houdende dat hij ze ons ten goede zal duiden en er welligt voor het vervolg gebruik van maken zal. Gelijk wij zeiden is de vertaling getrouw en vrij vloeijend, uitgenomen eenige weinige Gallicismen en het veelvuldig gebruik der participia: ‘dit gedaan zijnde;’ ‘het dwangtuig opgelegd zijnde’ bl. 29 enz. Het hollandsch kon hier en daar wel wat beter zijn; zoo stuiten wij herhaalde malen op: ‘aan hun,’ ‘door hun,’ ‘die hun,’ ‘doen hun weêrspannig worden,’ ‘alle de’ enz., voor: ‘aan hen,’ ‘door hen,’ ‘die hen,’ ‘doen hen weêrspannig worden,’ ‘alle;’ eigentlijk, rijdkunst, dit toestel, rijdpaard; in plaats van: eigenlijk, rijkunst, deze toestel, rijpaard; ‘van de(n) wankelende(n) stand,’ ‘deze(n)ijzeren ring,’ ‘bestaat uit een(')sterke(n) lederen riem,’ ‘dank hebbe de broek’ enz. Ook had de punctuatie wel wat naauwkeuriger kunnen zijn; in ieder geval is het beter een paar comma's te veel dan te weinig; het voorber. laat zich integendeel, door de vele streepjes (parenthesen?), stootend lezen, zulks bevalt ons volstrekt niet, en het verdient ook geene navolging.
Het werkje is netjes uitgevoerd; de benaming: Hippo-Lasso, ofschoon de bedoeling wel te begrijpen was, bleef ons lang vreemd, onwillekeurig toch dachten wij aan ἵππος en ἒλαύνω, doch het bleek ons later, dat het woord bij de Italianen moest gezocht worden en bekend was onder den naam van lassa, een riem, zoodat ippo-lassa, daar een paardenriem beteekent. Een sierlijk titel-vignet, eene lithographie van Tresling & Comp. te Amster- | |
| |
dam, draagt veel tot verfraaijing bij; de eenige aanmerking hierop, die ook door anderen reeds is gemaakt, bestaat in de vreeselijk uitpuilende oogen van den door rijattributen omgeven paardenkop, terwijl het gelaat van den temmer, die zoo heldhaftig met den linkervoet op het overwonnen paard staat, wel wat al te gekleurd is, doch wij schrijven dit toe aan zijne extase of welligt aan het gebruik van eenige spiritualia, waar de paardenliefhebbers doorgaans niet vies van zijn; de prijs van het boekje, dat zoovele goede platen bevat, is zeer gering te noemen; in één woord, alles strekt tot aanbeveling, zoodat wij den uitgever voor dat soort van werken, een meer dan middelmatig debiet toewenschen en den heer van Hulst, dat hij ons meer dergelijks ter aankondiging geve.
Ten slotte hebben wij nog deze aanmerking: dat de Hippo-Lasso, hoe duidelijk ook beschreven en afgebeeld, nog nergens schijnt vervaardigd en ter bezigtiging gesteld te zijn, naar wij echter vernemen, bestaat bij den uitgever het stellige plan om zulks te doen en den liefhebbers in de gelegenheid te stellen, er meer van nabij mede bekend te worden, welke pogingen wij zeer toejuichen; het zal ons aangenaam zijn in dit geval in de gelegenheid gesteld te worden het adres aan onze lezers te kunnen mededeelen.
jesse. |
|