om kort te gaan, de straks genoemde boozen - die zich jaren en jaren lang in stilte hebben voorbereid in het duister der zamenzwering, ter omverwerping van troon, en, zoo als velen van hen hopen, ook van altaar, zich ook voor te bereiden en op de roepstem des H. Vaders te treden in de zamenzwering des gebeds!
De Katholieken moeten dus bidden dat God den troon beware, die tegen christus wil bestaat; bidden dat God het altaar beveilige, dat evenmin als een priester te huis behoort in de kerk van Hem, die door ééne offerande volmaakte degenen, die geheiligd worden, en na Wiens verzoenend lijden en sterven aan het kruis, de toegang tot het heilige der heiligen voor iedereen geopend is! Hoe is het mogelijk, Dr. nuijens, dat gij hen durft verleiden tot die zonde? Inderdaad de zamenzwering waartoe gij hen tegen den Gezalfden des Vaders zoekt te bewegen, pleit even weinig voor uwe nederigheid als voor de deugdelijkheid der zaak, die door u verdedigd wordt. Welligt hebt gij dat zelf gevoeld en uwe geloofsgenooten daarom aangeraden, het bij zulk bidden alléén niet te laten. Naar uw voorschrift moeten zij ook werken. En welke zijn nu de middelen, waartoe zij, behalve het gebed, hunne toevlugt moeten nemen? In de eerste plaats, adressen aan den Paus, waarin hem gemeenschappelijke betuigingen van gehechtheid aan den stoel van petrus (wij denken hier onwillekeurig aan de Schriftgeleerden en Phariseën, die in christus dagen op den stoel van mozes zaten), mitsgaders luide droefheid en verontwaardiging over de beleedigingen, hem aangedaan, en over de aanranding zijner heilige en onvervreembare regten te kennen wordt gegeven. In de tweede plaats geld, de zoogenaamde St. Pieterspenning, waarover echter de heer nuijens, welligt uit schaamte, slechts met een paar woorden handelt, iets wat te gereeder in het oog valt, als men de vele volzinnen in aanmerking neemt, waarin de adressen door hem aanbevolen worden.
De geheele redenering komt derhalve hierop neder: Katholieken, de man, dien gij volgens christus geen vader noemen moogt of paus, is in gevaar geheel of gedeeltelijk te verliezen, wat hij het erfgoed van petrus noemt, maar dit onmogelijk wezen kan, aangezien petrus het nooit bezeten