Wat kan er van de Nederlandsche Spoorwegen worden? Voorstellen tot bevrediging en regeling dezer nationale zaak. Door W.F. del Campo genaamd Camp, Ridder der Orde van den Ned. Leeuw, Lid van het Zeeuwsche, Utrechtsche en andere Genootschappen van Kunsten en Wetenschappen, en gepensioneerd Majoor-Ingenieur. Te Rotterdam, bij H. Nijgh, 1860.
Pas is een spoorweg-drama van zeer langen adem afgespeeld, is de stortvloed van brochures, die het verzelde, in den kolk der vergetelheid verspat, of een nieuw wordt aangekondigd, en ook dit zal wel brochure op brochure in het leven roepen. Wij kunnen niet verpligt worden geacht van die alle breedelijk beoordeelend melding te maken; dat overlatende aan die organen, wier departement het meer bepaald is, kondigen wij in den regel ze aan met een kort woord, meenende daardoor, voor ons zelven als voor onze lezers, veel ergernis, verveling en doelloozen tijds- en plaatsroof te vermijden.
De heer d.c., met anderen, noemt het eene nationale zaak: ze wordt wel algemeen, nationaal, behandeld; maar wij vreezen, dat men er zóó lang over praten zal, dat hare noodzakelijkheid, nu reeds door velen betwijfeld, door allen als vervallen zal worden erkend, namelijk, als onze zóó snel inventive eeuw dit vervoermiddel door eene nieuwe vinding onder de antiquiteiten zal verplaatst hebben. Intusschen, de belangstellende neme kennis ook van dit geschrift: de auteur blijkt hartelijk voorstander van de gevallen ontwerpen, keurt echter niet onbepaald staatsspoorwegen af, d.i. zulke die door den Staat worden aangelegd, maar wier exploitatie aan de particuliere industrie worde overgelaten, en hij geeft de wijze aan, op welke zijns inziens de zaak tot eene bevredigende uitkomst zou kunnen gebragt worden.