nen steeds oor en hart gehad. Sinds eenigen tijd was dat zeer verminderd. Eindelijk ontvangt zij eenen uitvoerigen epistel, waarin hij zijn tegenwoordig deïstisch of phantheïstisch geloof bloot legt en verdedigt. Het daartoe betrekkelijke deelde zij mij onder tranen mede: ‘Hoor zuster,’ schreef hij, zoo geloofde ik vroeger ook, maar thans niet meer. Mijn geloof is nu veel redelijker en meer overeenkomende met de natuur, waarin ik overal de wijsheid en goedheid des Scheppers zie afgespiegeld, en alles aangelegd, opdat zijne schepselen zouden genieten.’ Nu volgde breeder uiteenzetting en wederlegging van de echtheid en geloofwaardigheid des Bijbels, eindelijk een verhaal van slechte Christenen en Christen-leeraars; ook voegde hij er de bekentenis aan toe, dat hij dit nieuwe geloof grootendeels had uit het tijdschrift ‘de Dageraad,’ 't welk hij met toenemend genoegen getrouwelijk las en vlijtig hielp verspreiden, hoewel, zeide hij, dit laatste overbodig scheen; want hij vond het reeds overal in Neerlandsch-Indie.
Tweede feit. Onlangs was ik in een deftig gezelschap. Zie, eene dame van stand en beschaving kwam er rond voor uit, dat zij zeer met de Dageraad was ingenomen, en op mijne ernstige bedenking, zooveel de bescheidenheid mij toeliet, hervatte zij: ‘nu, over de leerstellige punten wil ik zwijgen, maar de moraal van de Dageraad is ten minste goed.’ Ik schrikte en wist waarlijk niet wat te antwoorden.
Derde feit. Voor goed is mij verzekerd, dat een gewezen lid van de Synode der Nederlandsche Hervormde kerk, ijverig medearbeider is van ‘de Dageraad,’ terwijl mij ook uit een nommer van het tijdschrift, bl. 163, 5o jaargang, werd getoond eene pasage uit een brief van Professor van vloten te Deventer, waarin wordt gewaagd ‘van ouderlingen, die dezelfde gevoelens zijn toegedaan, doch om der orde wil niet kunnen besluiten zich te verklaren, maar hartelijk wenschen naar het einde van zulk een tweeslachtigen tijd.’ Eindelijk werd mij van verscheidene hooggeplaatste en achtbare lands-collegien gewaagd, waarin openlijke of bedekte voorstanders van ‘de Dageraad’ leden zijn.
Vierde feit. Een vader in eene aanzienlijke stad in Zeeland laat zijne kinderen niet langer bij den predikant gaan, maar leert hen zelf, waaruit.... uit den nieuwen Katechis-