waartoe dat alles? Of moet men, zooals de Schrijver bladz. 10 beweert, dit boekje van slechts 28 bladzijden lezen om te ervaren, ‘quid possit Critica et quam late pateat ejus provincia?’ Mij dunkt, dat wie het hoogste doel der critica met het verbeteren van grammaticale feilen gelijk stelt aan de lectuur van plato en emendaties, als die hier aangegeven zijn, niet veel zal hebben, en dat hij, die beter is ingelicht, deze hartversterking niet behoeft. En zoo ja, hij sla ‘opzoomer's waarheid en hare kenbronnen op, vooral hoofdstuk II. - Verder geloof ik met den schrijver, dat socrates zeer logiesch disputeerde: menige dialoog van plato geeft dat genoegzaam te kennen: maar is hij, in merg en been sophist, wel altijd even getrouw aan de wetten der logica of doet hij vaak weinig meer dan schermen en spelen met woorden lepidius quam verius? Als hij beschuldigd is van de Atheensche jongelingschap te hebben bedorven, ze te hebben geleerd ‘τὸν ἥττω λόγον ϰϱείττω ποιεῖν’ en omgekeerd; met andere woorden: in zijn strijd tegen sophisten en sophistiek een der slimste en geslepenste sophisten te zijn geweest - is die aanklacht dan zoo geheel ongegrond, al blijft het woord van juvenalis waarheid: ‘e coelo descendit γνῶϑι σεαυτόν?’ En bewijst xenophon, als hij polycrates wil wederleggen, niet zijns ondanks 't zelfde als zijn tegenstander? Maar genoeg hiervan. Gaarne wenschen wij voor ons, wat Dr. hirschig voor zich doet, dat hij bij zijne platonische studiën nog veel nieuws
zoowel zal vinden als mededeelen.
L.
h.e.m.