Bladen uit het dagboek mijner reis naar de Waldenzen in den zomer van 1856. Door Dr. C.H. van Herwerden Chz. Met platen. Arnhem, D.A. Thieme. 1859.
Dr. van herwerden's verslag zijner reis naar de Waldenzen, dat bij de lezers van de Tijdspiegel zeker nog in aangename herinnering is, is onder den bovenstaanden titel afzonderlijk uitgegeven, behalve dat daaraan nog een klein gedeelte toegewijd is, dat in het genoemde Tijdschrift geene plaats meer vond.
Wat den aanleg dezer bladen betreft - zegt Dr. van herwerden in de voorrede tot dit werk - eene volledige reisbeschrijving heb ik mij niet voorgesteld te geven - eensdeels ter zake van de uitgebreidheid die het werk anders gekregen had, anderdeels dewijl men over het veelvuldig bezochte Parijs onzen landgenooten moeijelijk iets nieuws of belangrijks zeggen kan. Des te meer verheugen we ons dat de geachte Schr. waar hij door minder algemeen gekende streken reisde, grooter uitvoerigheid in acht nam en vooral zich vrij hield van eenzijdigheid, van opvatting. De natuur zoowel als de menschen, het tegenwoordige zoowel als het verleden en de toekomst maakt het onderwerp zijner belangstelling uit en daardoor is het dat men deze bladen zoo gemakkelijk lezen kan zonder zich weldra vermoeid te gevoelen; allerlei bijzonderheden uit menigen tak van wetenschap houden als om strijd de aandacht bezig. Daarom verdienen deze bladen mijns inziens eene plaats naast de Alpenrozen van van senden, natuurlijk in zooverre er van eene vergelijking tusschen twee niet geheel gelijksoortige werken sprake zijn kan. Want van senden's werk is eene beschrijving van hetgeen hij van Zwitserland zag en hoorde en wist; van herwerden's doel was om de Waldenzen te leeren kennen en het is vooral de reis daarheen, die het punt van vergelijking tusschen zijn en van senden's werk kan uitmaken. Maar waartoe eene langere aankondiging of eene meer in bijzonderheden afdalende beoordeeling van een werk, dat door de wijze, waarop het voor het eerst in het licht verscheen, gerekend mag worden, althans gedeeltelijk, bekend te zijn bij allen die ten onzent op eenige beschaving aanspraak maken. Alleen veroorloof ik mij den ban uit te spreken over een paar