bereid, stelt zich aan hun hoofd, trekt den degen uit en commandeert marsch! Maar de moedige houding der soldaten en hun koene gedrag schijnen verkeerd begrepen te worden, want spoedig ontstaat er rondom hen geraas en getier, als gold het om een aanval af te weren. En bij die veronderstelling was het den opgewonden Milanezen niet kwalijk te nemen, dat reeds hier en daar een kogel uit de vensters op de kleine troep afgeschoten werd. Maar intusschen dreigde de zaak eene treurige wending te zullen nemen. De Croaten wilden met kogels bescheid doen, en niet dan met groote moeite gelukte het hun aanvoerder, die het gevaarlijke der positie te regt inzag, om hen daarvan terug te houden.
Maar ziet, op dat critische oogenblik gaat ergens in eene straat eene deur open, en wel eene schooldeur, waaruit eene gansche schare babbelende, lagchende en jolende meisjes, dwars voor de Croaten heen uitstroomt. Zij bekommeren zich niet veel om gealliëerden of Oostenrijkers, en loopen dapper voor de mannen van het zwaard langs. Oogenblikkelijk keert h. zich om en zegt een paar woorden tot zijne manschappen; dezen vliegen uit elkaâr, houden eene soort van drijfjagt, en ieder neemt een der kleinen op den arm. Natuurlijk zijn de verschrikte kinderen te moede als duiven in de klaauwen eens valks; maar eenige woorden van den heer h. en nog meer de geruststellende en vriendelijke uitdrukking des gelaats, die de Croaten zich beijveren om haar van achter snor en baard te vertoonen, brengen haar tot bedaren. Zoo trekken de Croaten voort, ransel op den rug, geweer in den linkerarm en op den regterarm den knop eener toekomstige Italiaansche schoonheid dragende. De volksmenigte die dit tooneel aanziet, is in het eerste oogenblik vol ontzetting. Maar men begrijpt toch spoedig, dat er nog iets anders dan eene cannibalische bedoeling achter liggen kan, en nu begint men deze plotselinge wending zeer aardig te vinden, men lacht, applaudisseert, en het Evviva! dreunt hun tegen in plaats van het geweervuur. In alle straten wordt de interessante troep vriendschappelijk ontvangen, en ongedeerd komen zij, door eene groote menigte nieuwsgierigen gevolgd, aan de poort. Hier is het:
(de snorbaard) kust den lieven last,
dien hij zoo gaarne torscht,
en de lieve Italiaantjes schijnen daar nu niet eens tegen te willen protesteren. H. koopt kersen en meloenen, deelt die met milde hand onder zijne reddende engeltjes uit, en dezen nemen het geschenk met dankbare graagte aan. Per slot van rekening worden de omstanders beleefdelijk verzocht het vreemde escorte op hare beurt naar huis te willen escorteren, en de chirurgijn-majoor trekt in alle glorie met zijn behouden troepje voort, naar den Mincio.