√ (n2 + 2 n - 1) = [n, (1, (n - 1),), (1, (n - 1),), enz.]
dienen gelezen te worden
√ (n2 + 2 n - 1) = [n, (1, (n - 1), 1, 2 n), (1, (n - 1), 1, 2 n), enz.]; deze laatste voldoet dan ook aan het vereischte, dat het laatste getal der periode het dubbel is van het eerste wijzergetal der breuk.
Gebrek aan tijd was oorzaak dat wij niet zoo vele formulen konden toetsen als wij zouden gewenscht hebben, ten einde met meer grond over het bruikbare dezer opgaven te oordeelen. Wat wij echter gezien hebben geeft ons vrijheid, om het werkje aan de aandacht van hen die met dit deel der algebra bezig zijn, aan te bevelen. De oplossing en beantwoording der opgaven en vragen zal hun wel eenige moeite kosten, maar ook veel bijdragen om hen dieper in het onderwerp te doen indringen.
v.d.w.