bewoordingen en, gelijk men zegt, op den man af. Werd deze methode over 't algemeen meer gevolgd en daalden de Heeren Theologen meer van de hoogte der studeerkamer af, om nota te nemen van hetgeen er zoo al om en digt bij hen geschiedt, er zou, gelooven wij, beter gepreekt worden, en de afstand zou minder groot zijn tusschen het publiek en hem die spreekt. Maar dit en passant. Wij zouden de leerrede van den Heer van koetsveld bespreken.
Bekend, ja overbekend is de treurige misdaad door een tachtigjarigen, een met roem overdekten grijze, maar een slaaf helaas! van de meest onreine, de meest gruwelijke hartstogten, onlangs in het vorstelijk 's Gravenhage gepleegd.
Naar aanleiding van die misdaad besloot of liever verzocht de Heer v.k. (wat hem ook door vriendelijken afstand van een zijner collega's werd toegestaan) een woord tot zijne gemeente te spreken, niet om den ongelukkigen grijsaard nog harder te verguizen of een steen te meer op hem te werpen, maar om, met het oog op de diepte des zedelijken verderfs, op den jammervollen toestand van geheele verdierlijking (een toestand, helaas! lang niet zeldzaam), waaruit gemelde misdaad is voortgesproten, een iegelijk tegen het ontzettende er van en het zetten van den eersten stap op den weg die er toe leidt, te waarschuwen en tot ernstige zelfbeproeving op te wekken.
Zal ook een Moorman zijn huid veranderen, of een luipaard zijne vlekken? zoo zult gijlieden ook goed kunnen doen, die geleerd zijt kwaad te doen. (Jerem. xiii:23.) Dit zijn van koetsveld's tekstwoorden; en nu schetst hij, na korte voorafspraak en aanwijzing van het verband waarin ze voorkomen, op meesterlijke wijze, eerst het onverbeterlijke Israël tegenover de profetie, daarna den onverbeterlijken zondaar tegenover het Evangelie, eindelijk de noodlottige overmagt der zonde tegenover 's menschen betere natuur.
Wij kunnen ons voorstellen hoezeer deze schildering, die geheel naar waarheid ons den mensch doet kennen, gelijk hij, door de magt der zonde overheerscht en verdierlijkt, evenmin de zonde meer kan nalaten als het den Moorman mogelijk is zijn huid te veranderen of den pardel zijne vlekken, een diepen indruk moet hebben gemaakt op zijne talrijke hoorders. - Op hoogst kiesche wijze, en slechts eene enkele maal als ter loops, wordt daarbij op het bedroevende feit van den hoogbejaarden misdadiger gewezen.