van Australië, en alles behalve aangename kennismaking met de wilden, eindelijk te land op een Engelschen schoener, die hen opneemt.
Gerstäcker's manier is genoeg bekend. Zijn doel is niet om diepe karakterstudiën te geven, maar om te verhalen, en de boeijende natuurlijke wijze waarop hij dit doet, is zijne verdienste. De zoo moeijelijk juist weêr te geven eigenaardigheden van den zeeman en het zeemansleven worden dikwijls meesterlijk geschetst; de verschillende tooneelen, die hij u doet zien, zoowel op het land als op het schip, zijn uitgewerkt met die levendigheid en geestigheid, die gerstäcker eigen zijn. Zijne populariteit in Duitschland is dan ook wel verdiend, en zoo men althans niet meer verlangt dan een verhaal dat door inhoud en aardigen vorm u bezig houdt en boeit en nog eenige land- en volkenkennis op den koop toegeeft, dan zal men niet onvoldaan het boek wegleggen.
De goede smaak des Heeren uitgevers heeft ook voor eene zeer nette uitvoering en vrij goede (een redelijk getalletje kleine germanismen uitgezonderd) vertaling gezorgd. Jammer, dat hij op den titel een vignetje heeft geplaatst, dat de liefhebbers van wulpsche tooneelen in het denkbeeld zou brengen dat zij hier hunne gading zullen vinden, terwijl het brave meisjes en brave voogden zou afschrikken. Zóó is het boek toch inderdaad niet. Wel maakt het u tamelijk van nabij bekend met het leven der ligtekooijen in Sydney, maar toch zóó, dat men er zich niet aan behoeft te ergeren, want wulpsche tafereelen geurig te malen is hier volstrekt het doel niet; alleen verhalen, schetsen, wat nu eenmaal werkelijkheid is, zonder zedeprekersdeclamaties en zonder sentimentaliteit, doch naar waarheid.
Wij zijn zeer laat met deze aankondiging: welnu! die dezen roman dus nog niet gelezen, of in zijn leesgezelschap genomen heeft, doe het dan nu.