In hun ijver voor de goede zaak meenden onze goede Portugezen, dat zij gerust deze overtreding der wetten mogten straffen. Zij daagden den kapitein voor hun gerigt en confiskeerden het schip. Zij gingen te ver. Om een oogenblik juristerij te spreken, - wel is het waar, dat bij verdrag tusschen Oostenrijk, Engeland, Pruissen en Rusland (1841) de slavenhaler met den zeeroover gelijk gesteld wordt, dat Engeland dat meestal maar deed ook zonder verdrag: maar, - wat men ook zeggen moge, op zich zelf, zonder een bepaald verdrag, is dit nooit een beginsel van volkenregt, - en tusschen Portugal en Frankrijk bestond zulk een verdrag niet. En dan had men nog iets over het hoofd gezien: eene Fransche uniform. Er was aan boord van het schip ‘un agent du ministère de la marine, dont la présence garantissait la moralité de ses opérations.’ Ik neem die woorden van een Franschman over, omdat ik mijne pen en onze taal voor zulk eene uitdrukking niet leenen wil.
Oogenblikkelijk was het Fransche Gouvernement er bij, om vergoeding te vragen voor deze beleediging, der nationale vlag aangedaan. Ziehier dus een geschil tusschen twee staten, en wel een geschil over een slavenhaler. Vertrouwende op de zoo even genoemde beginselen, koos Portugal den weg, dien ieder voor den besten in dit geval zou gehouden hebben. Het verzocht, dat de zaak aan de beslissing van eene derde mogendheid zou overgelaten worden, en het sloeg daartoe voor Engeland, - Engeland, de afschaffer bij uitnemendheid en Frankrijks boezemvriend.
Thans zou het blijken, of het der 19e eeuw ernst was met hare goede voornemens. Maar Engeland hield zich zoo stil en bescheiden als het anders nooit doet; Frankrijk beweerde, dat het hier een punt van nationale eer gold, en dat het daarbij niet bedoeld had, dat arbitrage-systeem toe te passen (waarbij dan?) - en zond zonder aarzelen twee stoombooten naar den Taag, die, al deden zij niets, duidelijk spraken: ‘Portugal! zwijg stil en gehoorzaam!’ - Zoo deed Portugal dan ook, echter met de uitdrukkelijke verklaring, dat het niet in staat was, om aan de overmagt van Frankrijk weêrstand te bieden. Het gaf het schip terug en betaalde met gratie de 40,000 francs schadevergoeding, waarmede Frankrijk zoo genadig was zich tevreden te stellen, in plaats van de eerst gevraagde 400,000 francs. Beleefd tot den einde toe, sluit de Fransche officiële pers de debatten over deze zaak met tal van complimenten aan Portugal, dat het zoo tijdig en zoo loijaal ‘zijn ongelijk erkend heeft.’
Op die ‘vrije Negers’, die in Afrika door de sultans of koninkjes gevangen en verkocht worden als bij ons de hazen, en op het schip gebragt als bij ons de dieven naar de galg, zal ik later nog wel eens terugkomen.
Voor het oogenblik vergenoeg ik mij met de vraag: Is de vooruitgang op het papier ook vooruitgang in werkelijkheid?