zal hij dagelijks ter schole komen bij de Romeinen, en het dankbaar erkennen, dat hij van hen zijne zuivere regtsbeginselen heeft mogen leeren, welke ook niet elders te hooren zijn.
Daarom doet elk teeken van leven in de studie van het Romeinsche Regt ons zoo veel genoegen, en daarom juist prijzen wij de hier vermelde verhandeling zoo gaarne aan, even als de Juridische Faculteit lof verdient, die de prijsvraag uitschreef, waarop de Schrijver zijn later met goud bekroond antwoord inzond. Men zal dit te eerder toestemmen, wanneer men bedenkt, dat men omtrent de Bonorum Possessio, (het woord is onvertaalbaar) vroeger een in vele opzigten niet helder onderwerp van het Romeinsche Regt, in de laatste tijden veel geschreven vindt van beroemde mannen, wier dikwijls verschillende meeningen echter eene monographie over dit onderwerp hoogst wenschelijk maakten.
Het zou geen onaangename arbeid voor schrijver dezes zijn, om een kort overzigt dezer verhandeling te geven, en, met den Schrijver de verschillende opiniën der regtsgeleerden nagaande, den oorsprong en geschiedenis der Bonorum Possessio te zoeken van de vroegste tijden tot de regering der keizers, en daarna den aard der Bonorum Possessio uit de fontes zelve na te gaan. Zoo doende echter zou het te vreezen zijn, dat in een tijdschrift, niet uitsluitend aan regtsgeleerdheid gewijd, velen lezers geene aangename lecture werd verschaft; en daarom zij het voldoende alleen de hier genoemde verhandeling vermeld te hebben als eene gewigtige bijdrage tot de leer des Romeinschen Regts, en het werk aan elk aan te bevelen, die de studie van dat Regt lief heeft.