onvolmaakten toestand der gemeente des Heeren, zich van uwe harten meester maken, u te binnen brengt, dat de volmaaktheid hier op aarde niet gevonden wordt en dat die dan eerst zal gekomen zijn, wanneer datgene zal zijn te niet gedaan, wat eens kinds is geweest? Maar neen! dat kunt gij niet meenen; want dat zou ons dan alleen kunnen troosten, wanneer’, enz. ‘Maar dit troost ons niet’, enz. Wat kracht er ook (bl. 76) in dat ‘uwe en uwe en uwe verpligtingen’ mag verscholen zijn?
Den gewonen preeklezer zullen intusschen deze ‘feilen’ zooveel niet hinderen of schaden. Het viertal brenge, naar des Schrijvers hope, bij menigeen ‘eene opwekkende, stichtelijke gedachte’ te weeg, en hebbe vertiers genoeg, dat hij de opbrengst, overeenkomstig zijn voornemen, tot eenig ‘liefdadig doeleinde’ kan besteden!
v.p.
Een Bidstond voor de Heidenen op Hemelvaartsdag. Naar aanleiding van Kol. i; 27 sprak Ds. felix, Pred. te Heeg, over de volgende drie stellingen op den Hemelvaartsdag van 1857. De persoon van christus is eene verborgenheid. - Die verborgenheid bevat een rijkdom van heerlijkheid voor de Heidenen. - Die verborgenheid is eene hoop der heerlijkheid voor allen die gelooven. - Deze rede, bij bokma, te Heeg, verkrijgbaar, is de eerste van een zestal, waarmeê onze overladen preken-literatuur zal vermeerderd worden. Verrijkt - kunnen wij moeijelijk zeggen. De eersteling althans heeft onze sympathie niet. Hemelvaart en zendingswerk, het kan, gelijk alles, met elkaâr verbonden worden; maar men ziet uit deze proeve, dat zulke gedwongen vereenigingen doorgaans mislukken. En de inhoud der preek, - daarin zijn onmiskenbare blijken, dat den Schrijver het charisma der prediking niet ontbreekt; maar des te meer is het te bejammeren, dat hij zich niet op helderheid van denkbeelden toelegt; dan zou althans het eerste deel zeker eene andere gedaante hebben gekregen, en de geheele preek zou zijn bevrijd gebleven van eene menigte phrasen, waarin niets wordt gezegd, en van eene menigte uitdrukkingen en aanhalingen uit het O.T., die alleen dienen, om de wenschen van een orthodox publiek, dat veel waarde aan klanken hecht, te bevredigen.
Wederzien. Daarover spreekt J.B.F. Heerspink, Pred. te Gicten, in eene leerrede - bij P. van Zweeden, te Groningen,