| |
Korte mededeelingen.
Beschouwingen betreffende de verkoopwijze der O.I. producten door de Nederlandsche Handelmaatschappij. Door f.w.c. blom. Te Rotterdam, bij m. wijt en zonen. 1858. In gr. 8vo. 38 bl. f :-40. - Eenige Opmerkingen betrekkelijk de Java Koffijveilingen. Te 's Bosch, bij Gebr. muller. 1858. In 8vo. 18 bl. - Wanneer immer een recensent eene gemakkelijke taak heeft gehad, dan is het hier, daar ik het boekje van den Heer blom aankondig. Over het onderwerp heb ik vroeger dikwijls gesproken, en wanneer ik mijne beschouwingen had moeten mededeelen, ze zouden dezelfde geweest zijn als die, welke de Heer blom aan het publiek bekend maakt; alleen zou mij welligt die korte, heldere voorstelling ontbroken hebben, welke den Schrijver dezer brochure eigen is, en zelfs voor den oningewijde de zaak dadelijk kenbaar en duidelijk maakt.
Twee- à driemaal 's jaars houdt de Handel-Maatschappij, als agent van den Staat, groote veilingen. Millioenen worden daar besteed. De hoogst biedende ontvangt de waar, en de veiling is afgeloopen. Dit is zeer kort, maar.... is het wenschelijk? Voorzeker niet. Door zoo weinige veilingen van zoo aanzienlijken voorraad, erlangt de waar een kunstmatigen prijs, niet dien, welke bepaald wordt door de navraag in verband met het aanbod. De koopers, die slechts een- of tweemaal te regt kunnen, dwingt men tot groote koopen, ten nadeele van hen en de verbruikers, en de geldcirculatie krijgt door die groote geldomzet eene onnatuurlijke en schadelijke rigting. Bij de laatste gelderisis is dit duidelijk opgemerkt, en zullen de eerste maanden dit vooral, wat de koffij betreft, nog luide herinneren.
| |
| |
Bij deze gebreken ligt het geneesmiddel voor de hand en is mede niet moeijelijk, zoo als de Schrijver zegt, maar integendeel zeer gemakkelijk. Men vermeerdere de veilingen tot 12 in het jaar, en men zal de bezwaren opgeheven zien, welke nu bestaan. De Schrijver ontwikkelt deze meening zeer krachtig, en geeft nadere zeer te behartigen raadgevingen, waarvan die omtrent de makelaars alleen genoemd niet verklaard is. Men moet die meening raden, doch daarom leest men geen boek, tenzij men met göthe aanneme, dat de Schrijver zijnen lezers nog wat te denken moet overlaten. Het begrip, dat men verkondigt, dient echter wel bekend te zijn.
De tweede brochure, die hier aangekondigd wordt, is van dezelfde strekking, doch behandelt de vraag veel oppervlakkiger en veel minder systhematisch.
De directie der Maatschappij mag beiden wel eens lezen!
a.
De belangen van Groothandel en Nijverheid getoetst aan het Tractaat met Belgie en de Herziening van het Tarief van In- en Uitvoer, door een Amsterdammer. Amsterdam. Gebrs. van es. 1858. In 8vo. 40 bl. f :-15. - We zullen van dit Tractaat maar niet heel veel zeggen, omdat zich daaraan een geheel ministerie verbindt. De discussiën in de Kamer daarover, en hetgeen er buitendien bij gezegd kan worden, is in deze brochure kort en krachtig medegedeeld. De groote vraag is slechts hier en elders, of eene wenschelijke vermindering, ja afschaffing van regten van in- en uitvoer, hoe wenschelijk in abstracto, nog wel kan worden toegestaan, wanneer andere landen zich daartoe ook niet verbinden, want ‘le bien même veut être executé avec prudence.’
Van de vroegste tijden af was er in ons Vaderland vrij wat te doen als de regering geld voor het leger vroeg. Van de huurtroepen van willem af, tot een budget van een onzer ministers toe, altijd is er gehaspel over de kosten van het leger geweest. Wij zijn groote vrienden van zuinigheid, maar groote vijanden van verkeerde zuinigheid, en daarom achten we het zeer goed, dat een anonymus hierover Een ernstig waarschuwend woord aan zijne landgenooten rigt. (Leiden. d. noothoven van goor. 1858. In 8vo. 16 bl. f :-25). De brochure is fiks gesteld en wel behartiging waard. Vooral de O.-I. verdediging
| |
| |
mag niet verzuimd worden. Men zij echter ook niet te veelvergend: menig generaal zou alles aan de verdediging willen opofferen, om met glans te kunnen........ defileren op een of ander plein.
Water-en-Melk. Wat Men denkt van de voorgestelde wetenschappelijke keuring van levensmiddelen. Amsterdam. l.f.j. hassels. 1858. 8 bl. - Dit niet onaardig geschriftje heeft alle belang verloren, nu de Raad de verordening op de keuring van levensmiddelen heeft aangenomen. De Schrijver is geen vriend der keuring, omdat ze hem te duur en te wetenschappelijk is. Hierover wil ik niet twisten. Het zou een onvruchtbaar dispuut zijn, maar veel waarde kan ik aan het boekske niet hechten, als ik zie, dat Men beweert, dat iedere aanvoer van melk gekeurd moet worden. Hij spreekt dus kritisch over eene verordening, die hij niet las, of niet goed las. Zoo gaat het met Men wel eens meer!
Wanneer de Vaderl. Letteroefeningen een hun toegezonden werk van 500 bladzijden, ten titel voerende: Statistiek van den Handel en de Scheepvaart op Java en Madura sedert 1825. Door g.f. de bruyn kops. (Batavia. lange en co. 1857. Deel I. Invoer.) slechts ter loops vermelden, is dit niet omdat zij op dien arbeid laag nederzien, maar omdat haar niets dan eene eenvoudige vermelding overschiet, bij een werk, dat uitsluitend uit tabellen bestaat, en niets dan cijfers bevat, welke door den referent niet kunnen gecontroleerd worden.
Te Leiden (niet Leyden), bij d. noothoven van goor, gaf een onbekende eene verzameling uit, welke ten titel voert: Koninklijke Besluiten en Ministeriële Resolutiën betrekkelijk de Rijks-Veldwacht. Wij kunnen niets daartegen zeggen, integendeel kan het voor dezen en genen wel gemakkelijk zijn, om in een klein deeltje, voor 40 cents, alle geleerdheid omtrent de Rijks-Veldwacht te kunnen consuleren. Alles bijeen te hebben wint tijd uit, en.... time is money.
Wij hebben ontvangen drie werkjes van den Heer f. allan, waarin de eilanden Vlieland, Urk en Ameland benevens hunne bewoners geschetst worden, en wij moeten beginnen met onze
| |
| |
volkomen toestemming te schenken aan hem, die in eene aflevering van onzen voorgaanden jaargang op- en aanmerkte, hoe klinkklaar eene bespottelijkheid het was van den Leipziger Catalog-Schrijver, en van den Verslaggever in l'Annuaire des deux Mondes, van allans arbeid op te noemen onder de belangrijkste uitgaven in Nederland. Geene der plaatsbeschrijvingen van dezen ijverigen man verdient in eenig opzigt die eer. Dit sluit echter niet buiten, dat wij meenen, dat de Heer allan met het schetsen dezer eilanden een niet geheel noodeloos en nutteloos werk heeft verrigt. De kennis toch welke het publiek, zelfs het beschaafde publiek over 't algemeen, van deze eilanden heeft, is zeer gering. Over vragen als: wonen er nog menschen op Vlieland? He, zijn er wezenlijk dorpen op Ameland? moet men zich niet verwonderen, terwijl men van Urk gewoonlijk niets weet dan het beroemde rijmpje van den dominé van Urk. En hiertoe kunnen deze beschrijvingen dienstig zijn, dat zij omtrent genoemde eilanden eenige, zij 't dan ook oppervlakkige, kennis verspreiden, en hier en daar ongerijmde denkbeelden, welke men zich van die gedeelten onzes vaderlands vormt, wegnemen. Daartoe zullen ook de nette kaartjes, door de Uitgevers Wed. borleffs en ten have bij elk dezer beschrijvingen gevoegd, kunnen medewerken. - Over eene Beschrijving van de stad 's Gravenhage, door denzelfden Schrijver, valt wat meer te zeggen, maar, daar wij nog maar ééne aflevering van dat werk ontvangen hebben, schorten wij ons oordeel op, tot men ons ook de overige zal hebben toegezonden.
d.
In een der nommers van onzen vorigen jaargang kondigden wij het eerste nommer aan van het Tijdschrift De Bloemenkorf, uitkomende te Arnhem, bij p.a. de jong. Wij beweerden toen wel niet veel te gispen te hebben, maar toch ook nog geen grond te kunnen vinden, waarop wij het maandwerk bijzonder mogten aanprijzen. Na lezing van de volgende afleveringen, welke men ons toegezonden heeft, zijn wij in ons oordeel geen stap verder gekomen. Wij willen niet ontkennen, dat De Bloemenkorf van tijd tot tijd iets belangrijks bevatte, maar over 't algemeen kon de inhoud toch belangrijker zijn. Daarenboven is in dit maandwerk nu en dan een stuk opgenomen, waaraan wij uit vroeger tijd reeds kennis hadden. - De lithographie in de eerste aflevering hebben wij vroeger weinig prijzens- | |
| |
waardig genoemd; die in de volgende afleveringen zijn niet beter.
d.
Chronologisch Overzigt der Algemeene Geschiedenis. Amsterdam. Wed. borleffs en ten have. 1857. In kl. 8vo. 5 vel en 76 bl. - ‘Alweêr een Chronologisch Overzigt! Ja, alweêr een!’ zegt de ongenoemde Zamensteller van dit boekje in zijn Voorberigt. We zeggen 't hem volmondig na, daar we niet gelooven, dat deze uitgave gewettigd zou worden door de te groote beknoptheid of wel te groote uitgebreidheid van andere dergelijke werkjes, zoo als men daar verder leest.
Het ‘Kort Overzigt’ van den Heer degenhardt (Amsterdam, bij kraay) in de eerste plaats en andere boekjes van dien aard meer, zijn, dunkt ons, noch te beknopt, noch te uitgebreid, en daarenboven vindt men in verreweg de meeste der thans in gebruik zijnde leerboeken der geschiedenis zeer volledige geschiedkundige tabellen, 'twelk een en ander het noodzakelijke eener uitgave als deze vermindert.
Intusschen zijn ook deze Tafels zeer wel te gebruiken; slechts is de wijze van uitdrukking hier en daar wat but, de constructie wat kreupel, en schijnt van de jeugd des Zamenstellers te getuigen.
a.b.m.
Nieuwe Leesoefeningen voor eerstbeginnende Leerlingen, ingerigt naar de drie eerste Leestafels der leerwijze van den Heer p.j. prinsen. Met verschillende lettersoorten. Door g.l. kruyf, Onderwijzer te Wamel. Eerste en Tweede Stukje. Tiel, Wed. d.r. van wermeskerken. 1857. 16 en 24 bl. 6 en 8 cts. - De Onderwijzer te Wamel dacht in 't legio van leerboekjes voor eerstbeginnenden nog eene leemte ontdekt te hebben, namelijk 't ontbreken van verschillende lettersoorten en de opzettelijke behandeling der korte klanken, voorafgegaan van een' medeklinker, en stelde daarom, ten zijner gerieve en dat zijner ambtgenooten, deze ‘Leesoefeningen’ op. Zij komen mij even praktisch voor als vele andere werkjes dier soort - het boekje is bijzaak, van den onderwijzer hangt 't effect af, dat hij er meê maakt - overigens zijn zij slechts eene variatie op 't oude thema van kroeze ramakers. Of nu de geringe afwijking van deze eene afzonderlijke uitgave wettigt, meent Ref. te mogen betwijfelen.
Eenige min gebruikelijke woorden, als: Aai, aaf, konden door betere vervangen zijn; ook de uitdrukking pa en ma zullen velen kinderen ongewoon klinken: 't zijn toch boekjes ter dienste van kinderen van allen stand. |
|