hoven, bij S.E. van Nooten. 1857. In gr. 8vo. VIII en 756 bl., met 2 vignetten. f 7-20.
Reeds verscheidene jaren is het geleden, dat Ds. hoek voor het eerst als auteur optrad met Mina en Betsy, één dun deeltje, dat ik toen las; later kreeg ik de Familie Ploegers in handen, twee ordentelijke deelen, die ik half las, en nu ligt daar voor mij Bernard Robelius, twee zeer lijvige boekdeelen, die ik heb doorgelezen, omdat ze mij ter recensie zijn gezonden. Men ziet, dat des Schrijvers werken in uitgebreidheid winnen, en men zal natuurlijk vragen, of het belangrijke van den inhoud en het boeijende van den stijl in gelijke mate toenemen. Ieder lezer moet die vraag maar voor zich zelven beantwoorden; ik kan slechts zeggen, dat ik voor mij Bernard Robelius eene vervelende lectuur vind, en tevens weet, dat ik in dit opzigt niet eenig in mijne soort ben.
Om nu deze vrijmoedige uitspraak behoorlijk te motiveren, moet men de oorzaak van het minder onderhoudende opsporen, en ik geloof die te vinden in het veronachtzamen van de overbekende waarheid, dat niemand twee heeren kan dienen. Eene theologische verhandeling en een roman zijn, in mijn oog, twee zulke tegenstrijdige zaken, dat zij zich hoogst moeijelijk laten vereenigen, en een kort overzigt van het werk zal misschien mijn oordeel in veler oogen regtvaardigen.
De strekking is blijkbaar medewerking om de liberale Christelijke leer der nieuwere school meer algemeen ingang te doen vinden. Bijna iedere rigting van het Christendom wordt door den eenen of anderen persoon vertegenwoordigd, en zij staan eenigzins vijandig tegenover elkander; maar de invloed van eenen liberalen predikant schept eene soort van duizendjarig rijk en brengt allen te zamen. De held des verhaals, eerst onverschillig en vervolgens ongeloovig, wordt daarna, door gesprekken met Ds. van leeuwen, een ijverig medearbeider aan de bekeering van anderen. Zijne zuster, die in hare jeugd veel van de gevoelens eener Engelsche Methodistische gouvernante had overgenomen, komt langs denzelfden weg weder van hare overdreven denkbeelden terug, en wordt, op hare beurt, eene ligtzinnige coquette.
Zoo gaat het met allen, en, even als er eenmaal vriendschap tusschen tijgers en lammeren beloofd wordt, ziet men