den te midden des storms van de ra gevallen timmermansmaat; en alle voorstanders der afschaffing om eens na te denken wat de kapitein nog durft aanmerken voor het oorlam, hij, die door zijne welmeenendheid en door zijne ondervinding tegen duizend doctoren opweegt. - Met hem op zee te zijn moge u goed en nuttig wezen, niet minder zult gij vol innig welbehagen hofdijk's vers 't geloof des ouden visschers lezen. Tien tegen één dat u de tranen in de oogen wellen, en schaam u dan volstrekt niet. Hofdijk, die u ten gevalle, ja, om u te naderen, uit zijn zoo geliefde middeleeuwen en zijn aangebeden Kennemerland is uitgegaan, heeft regt op een traan tot loon voor het diep gevoel dat hij heeft neêrgelegd in zijne bevallige schilderingen, ja meer dan een traan moet zijn loon zijn; hij, die u dit genot gaf, moet u, dunkt ons, vertrouwen hebben ingeboezemd, zoodat gij zijne vriendelijke hand aangrijpt, om hem te volgen, als hij u leidt naar lang vergeten dreven, en kennis doet maken met lang vergeten personen, omdat het hem smart, dat zij vergeten worden. - Zie, zooveel voortreffelijks doet u den redacteur niet te hard vallen over de verheerlijking van bilderdijk door beeloo. Willen wij dan dat zijn naam, zoo groot, niet verheerlijkt wordt? 't Zij verre! Maar echt Hollandsch, d.i. opregt zal 't altoos zijn, niet zonder maar den lof te verheffen van den éénige, eenige ook in zijn kwaad. 't Zuiver Neêrlandsch bloed gaat koken van iets dat naar verontwaardiging zweemt, als bilderdijk's lof zonder beperking wordt verkondigd. Is dat de eisch van een lofdicht - dan in eeuwigheid op hem geen lofdicht meer! - Wat onwaar is, grieft het Hollandsche hart, maar ook het onwaardige, en daarom kan het geen vrede hebben met van lennep's
mijmeringen in en om Amsterdam. Wij laten nu nog daar, dat zij geheel van locaal belang zijn, doch zeker passen zij meer en beter in een nommer van de Amsterdamsche Courant, dat heden het licht ziet en alligt morgen reeds tot pakpapier dient, dan in een almanak, die een jaar blijft bestaan. - Zoo leveren wij ook protest in tegen het vervolg der korte kronijk, hoewel wij vreezen, dat wij alzoo in 't oog des grooten publieks juist het amusantste uit het bnndeltje laken. 't Zij zoo! Publiek en kritiek, zijn 't wel meer oneens: - en een redacteur moet voor 't debiet zorgen. Heb meêlijden met hem, en wees toch dankbaar voor het schoone dat hij u ondertusschen geeft, zooals die waardige