te waken.’ - In de tweede plaats beschuldigt gij den steller der aankondiging: dat hij zich aan eene opzettelijke verdraaijing (van woorden) en aan misleiding van den lezer zou hebben schuldig gemaakt, door eerst van den Minister van Binnenlandsche zaken, en eerst daarna van den Heer schimmelpenninck van der oije gewag te maken, niettegenstaande de laatstgenoemde op den titel van uw geschrift het eerst genoemd was. Maar is het u dan onbekend dat, in een Constitutionelen Staat, aan een Minister des Konings de voorrang boven een lid der Tweede Kamer wordt toegekend? Hoe kon de lezer door een zoodanig anachronisme, bijaldien mijne handelwijze dien naam verdient, op een valsch standpunt geplaatst worden, daar de tijd-orde, waarin de beide genoemde Heeren het woord voerden, in het gegeven geval geheel onverschillig is, en geenerlei invloed op het oordeel der Kamer heeft kunnen uitoefenen? - Eindelijk verwijst gij uwen beoordeelaar tot bl. 44 van uw geschrift, en wel tot eenige aan het slot dier bladzijde voorkomende woorden van een ongenoemden Hoogduitschen Schrijver. Die woorden schijnen te moeten dienen (want in het ontcijferen uwer meening kan men slechts tot zekeren graad van waarschijnlijkheid opklimmen) tot wederlegging der volgende in het September-Nommer van dit Tijdschrift voorkomende zinsnede: ‘Intusschen vraagt het gezond verstand: of de waterkuur voor alle soorten en graden van ziekten en kwalen dezelfde is? en, zoo neen, hoe dan iemand, zonder de minste wetenschappelijk geneeskundige opleiding, den aard en den graad van elke ziekte of kwaal zal kunnen kennen en beoordeelen?’ Steller dezes is echter van meening, dat zijne vragenderwijze tegen u ingebragte bezwaren door uwe aangehaalde woorden geenszins wederlegd, maar, daarentegen, bevestigd worden, daar zij, woordelijk in onze moedertaal overgebragt, aldus luiden: ‘- niet, dat het water een regtstreeksch geneesmiddel is, maar dat alleen de
organische kracht onder medehulp van het water, de lucht, de spijs, de warmte, en naar omstandigheden, ook van de beweging, in staat is alle ziekten te genezen, - maar niet alle graden van ziekte of ziekte-soorten’. Bedrieg ik mij niet, dan was het juist dit (voor zoo ver de woorden, uit hunnen natuurlijken zamenhang gerukt, verstaanbaar zijn), dat vroeger door mij betoogd werd; dan waren het juist de verschillende