Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856(1856)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het dichters-vaartuig. Door L. Lammers, Jr. Tot in onafzienbre verte Reikt de groote, trotsche Zee, En haar golven voeren schepen Over d' open afgrond meê. Duizend wimpels waaijen, wappren. Welk gewemel, welk een lust! Hoe ze draaijen, hoe ze kruisen, Trachtend naar de groene kust! Deze brengt een lading kolen, Die heeft kazen, groot en fijn, Deze graan, die vette hammen; Andre brengen lekkren wijn. Ieder schipper heeft een vrouwtje, En dat is zijn beste last, En het wiegje met het kleintje Sjort hij aan den grooten mast. [pagina 395] [p. 395] Hoor, zij zingen; hoor, zij praten, o, Zoo vrij en regt vertrouwd! Maar daar zeilt een schip den stroom op, Trotsch en prachtig is 't gebouwd; 't Heeft zijn kiel en boord van eiken, Opgedolven uit den grond, En tot mast den boom des levens Die in Edens lusthof stond. 't Zeilwerk is van witte wolken, Waarop 't avondpurper gloort, En met frissche bloemenkransen Is het ál versierd aan boord. Aan het roer - een gouden harpe - Staat de dichter gansch alleen. Elke snaar klinkt wonderheerlijk Door der golven branding heen. Geesten zingen in de koeltjes, En de dichter, vroom van zin, Ziet met heldre geestesoogen Zalig in Gods hemel in. Op de kusten durft hij zeilen, Van 't verleden, en van ver, Achter dunne morgenwolkjes, Staat de toekomst als een ster. In verrukking zingt zijn stemme 's Hemels vrede en 't aardsch genot; In zijn boezem leeft en ademt 't Beeld van 't eeuwig schoon, van God. En de menigt', die daar heenzeilt, Vindt dat alles ijdlc pracht, Luistert even, maar geeft spoedig Weêr op kaas en koren acht. Alles wat hij ziet in 't leven, Schenkt den dichter poëzie; Niets verbreekt er in zijn binnenst' De onbegrepen harmonie. Golven ziet hij wentlen, stijgen, Wolken langs den hemel gaan, Maar het kloppen van zijn harte Kan hij zelf niet regt verstaan. [pagina 396] [p. 396] Doch in 't midden van zijn vreugde Voelt hij diep een groot gemis, Daar hij eenzaam onder geesten, Zonder zielverwantschap is. Eenzaam is hij in zijn hemel, Zonder eenig deelgenoot; Eenzaam is hij in zijn smarte; Eenzaam staat hij in den dood. 't Harte wil een hart ontmoeten. - Nu is hem geen raadsel meer, 't Smartlijk heimwee, en hij stort zich In den schoot der baren neêr. Zie, zij sluiten, en het schip zeilt Verder met zijn geestendans, En de ster blinkt van den hemel In den bleeken avondglans. Naar het Deensch van h.c. andersen. Vorige Volgende