Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856
(1856)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 96]
| |
hielden elkander over de belangrijke gebeurtenissen van dien tijd, zoo vol van sombere herinneringen. Men zag met zekere ontroering het oogenblik te gemoet dat de krant zoude komen, om aan hoop of vrees nieuw voedsel te geven, en met belangstelling wachtte elk op het nieuws waaruit deze rozen gene doornen plukte voor de duistere toekomst. Naauwelijks was het dagblad op tafel of alle oogen vonkelden van nieuwsgierigheid. De Heer f. zette dadelijk zijne bril op, lag zijne pijp ter zijde, en begon te lezen. Maar op eens ontroerde zijne stem; zijne lippen beefden; tranen glinsterden in zijne oogen: hij las het berigt van van speyk's roemvollen dood. De Heer f., zijne gade, zijn zoon hendrik, zijne dochter betje, en zijne nicht maria, een schoon achttienjarig meisje, dat hare ouders vroeg verloren had en bij haren oom inwoonde, voelden te gelijk diepe treurigheid en onbegrensde bewondering voor den held, die niet geaarzeld had zijn leven voor de eer der Hollandsche vlag op te offeren, en te toonen dat de Hollander, hoe wars van ijdele grootspraak, als de nood of de eer dat eischt, voor zijn vaderland weet te sterven. De twintigjarige hendrik vooral, tot dus verre een traag jongeling, wiens geest bij alles koud bleef, voelde zich in eens door dit treffend geval in edele geestdrift opgetogen. Zijne sluimerende ziel ontwaakte tot een nieuw leven. De daad van van speyk deed zijne oogen schitteren, en zijn hart kloppen, en gaf aan zijne woorden die overredende kracht waarvan de gloed in ons binnenste schuilt. - van speyk - sprak hij - roept mij mijnen pligt toe, en zijne stem zal worden gehoord! Een weesjongen, arm en onbekend, heeft den Nederlander het voorbeeld van den edelsten dood gegeven, en zijn dierbaar bloed zal niet te vergeefs hebben gestroomd. Neen, zijne verminkte leden wijzen ons den weg tot de overwinning! Zijn dood heeft zaden gestrooid, waaruit een nieuw heldengeslacht ontkiemen zal! Dierbare ouders! vergeeft het mij zoo ik uwe harten bedroef, maar het pligtgevoel spreekt luide; ik moet gehoorzamen. De Koning roept alle getrouwen te wapen; onze grenzen worden bedreigd; morgen zal ook ik de wapenen opvatten. Met de grootste verbazing hoorden de Heer en Mevrouw f. hunnen zoon eene taal voeren, die zij geenszins uit zijnen mond hadden verwacht. De jeugdige maria, door hem bemind, maar | |
[pagina 97]
| |
die tot dus verre zijne liefde niet had beantwoord, omdat zij zich met zijn koelen aard niet kon vereenigen, vestigde eenen blik op hem, die zijne hoop deed herleven, en hem verzekerde dat hij, door zijn voornemen, zeer in hare achting was gerezen; want het vaderlandlievende meisje blaakte van geestdrift voor de edele zaak. Zij durfde echter geen woord van aanmoediging uiten, daar zij begreep dat dit de ouders van den eenigen zoon zou bedroeven, want het denkbeeld hem naar het leger te zien vertrekken was hun onverdragelijk. Zijne zuster omhelsde hem, en smeekte hem met tranen in de oogen om van zijn besluit af te zien. Zijne ouders stelden hem levendig hunnen angst, hunne vreeselijke onrust voor, wanneer hij, zonder van veel nut te zijn, vermoeijenissen en gevaren, hem zoo geheel ongewoon, zou tarten. - Welligt - zeiden zij - zou 't hem eenmaal, maar dan te laat, berouwen! Welligt zou hij, ver van al de zijnen, eenzaam en verlaten sterven! - Maar niets kon zijn besluit veranderen. - Van speyk wijst mij den weg! - was zijn antwoord. - Het vaderland heeft verdedigers noodig! Mijn arm is zwak, maar mijn voorbeeld zal anderen aansporen! Van dat oogenblik af was de jongeling een man, een held geworden. Hendrik nam dienst, en spoedig werd de dag van zijn vertrek naar het leger bepaald; maar hij kreeg nog een verlof van twee dagen. Hoe groot was de vreugde der zijnen, dat zij nog eenmaal hem aan het hart konden drukken! Zij bewonderden zijne militaire houding, en zijne standvastigheid en geestdrift, daar hij zich door het ruwe leven van den soldaat niet weêrhouden liet. Hendrik bragt die twee dagen met genoegen door in den schoot van zijn gezin, en het was hem als of maria vertrouwelijker met hem omging, en zijne wenschen verhoorde. Als zij hem aanzag werden hare wangen met een blos overtogen, en zij kon niet nalaten hare belangstelling in zijn behoud ondubbelzinnig te doen blijken. De jongeling, daardoor aangemoedigd, waagde het haar te smeeken, om niet langer onverschillig te blijven, daar een enkel woord van haar genoeg was om hem 't verblijf onder vreemden dragelijk te maken. Zij sloeg blozend de oogen neder, doch reikte hem de hand en zeide: - Deze zal u toebehooren als gij met het ridderkruis terugkomt. - Onbeschrijfelijk | |
[pagina 98]
| |
was de vreugde des jongelings bij die hoopgevende woorden. De gemaakte voorwaarde, dacht hij in de geestdrift zijner liefde, kon gemakkelijk vervuld worden; hij stelde zich met een der ridders uit de Middeleeuwen gelijk, en toen hij eene blonde hairlok van zijne maria ten aandenken ontving, drukte hij die aan zijn hart, waande zich onoverwinnelijk, en had bijna even als de Cid uitgeroepen:
Paraissez, Navarrais, Maures et Castillans,
Et tout ce que l'Espagne a produit de plus grand!
Maar in deze treurige wereld is de blijdschap nimmer van duur, en hendrik vond zich den volgenden dag genoodzaakt, zijne ouders en maria voor lang, misschien voor eeuwig vaarwel te zeggen. Tranen vloeiden uit aller oogen, en zelfs de jonge krijgsman kon de zijne niet weêrhouden. Van maria kreeg hij den eersten, zedigen kus der liefde. Dit gaf hem aan zich-zelven terug. De eerste maanden zijner militaire loopbaan werden door geene belangrijke voorvallen gekenmerkt. Het status quo, door de roemrijke wapenfeiten onzer dapperen eene wijle vervangen, wiegde Europa in rust, verlamde hunne geestdrift, en deed elk naar den strijd verlangend hart zijn ijskouden invloed gevoelen. Maar hendrik bewaarde een heilig vuur in zijn binnenste: - hij dacht aan maria; aan de voorwaarde van zijn geluk; en aan den heldendood van van speyk. Op eens echter klonk het gedenkwaardige ‘Voorwaarts!’ door de gelederen onzer dapperen, en de blijde mare van het inrukken in België vervulde ieders hart en geest. Hendrik's bataljon bevond zich, in het begin van Augustus 1831, bij den aanval op een der eerste Belgische dorpen, die door onze troepen werden ingenomen, en hij betoonde eene groote mate van onverschrokkenheid en beradenheid in het gevaar. Van eenigen zijner kameraden gevolgd, stormde hij een huis binnen waaruit de vijanden een moorddadig vuur onderhielden. Vele vijanden beneden werden nedergeveld. Toen zij daar meester waren vlogen zij de trappen op, en toen hendrik boven kwam zag hij een luitenant, die zich reeds aan zijne kameraden had overgegeven, door dezen met den dood gedreigd. Oogenblikkelijk dekte hij den gevangene met zijn eigen ligehaam, en riep uit: - Een overwonnen vijand is geen vijand meer! Kameraden! | |
[pagina 99]
| |
wij zijn Hollanders! Stelt u niet gelijk met hen wier handelwijze gij verfoeit en veracht! - Dit werkte; en de soldaten verzekerden zich van den gevangen officier zonder hem te mishandelen. Hendrik's kapitein vernam deze daad, prees zijn gedrag, en bevorderde hem tot sergeant. Hoe juichte zijn hart in die verheffing, bij de gedachte aan maria! In den slag bij Hasselt had hendrik het geluk een vaandel te veroveren. Met verrukking vernam hij zijne bevordering deswege tot luitenant. - Van speyk! - dacht hij - heldhaftige martelaar! Gij hebt mijne schreden bestuurd! Beminde maria! ik gevoel het: uwe liefde is het heerlijke loon, dat de Algoede mij gunt te verwerven! Maar de vijanden wachteden het Hollandsche leger bij Leuven af. Dáár, meenden zij, zouden hunne nederlagen in zegepralen verkeeren. Doch oranje was er met zijn weêrgâloos beleid en uitstekenden moed, en tegenover hen stonden zijne dapperen, door den geest van van speyk geleid. De goede zaak zegevierde ook dáár. Hendrik scheen door een bovennatuurlijken moed bezield; zijn staal deed menig vijand in het zand bijten: hij wilde zich zijn verkregen rang waardig toonen, en het kruis winnen dat zijn geluk kon verzekeren. Ondanks eene ligte wonde in den aanvang des gevechts bekomen, streed hij met onwankelbare volharding, en de geestdrift onderhield zijne uitgeputte krachten. Op eens ziet hij zijnen kapitein, die zich te ver had gewaagd, door de vijanden omsingelen, en op het punt van te bezwijken. Hij dringt tot hem door, verspreidt overal dood en schrik, en bevrijdt den kapitein; maar ontvangt op hetzelfde oogenblik eene gevaarlijke wond, en stort bewusteloos ter aarde. Toen hij weder bijkwam bevond hij zich in een hospitaal, met gewonden opgepropt, en waar hem het eerste verband werd gelegd, nadat hij reeds veel bloeds had verloren. Eenige weken verliepen, eer hij genoegzaam hersteld was om den terugtogt van het Hollandsche leger, door den intogt der Franschen veroorzaakt, te kunnen vernemen. Toen hij in staat was te marcheren, dat niet dan eenige maanden daarna plaats had, verkreeg hij, ten gevolge van den wapenstilstand, vrijheid om naar Holland terug te gaan. - Naauwelijks te herkennen kwam hij bij zijn regement terug; maar des te grooter was de hartelijkheid en blijdschap waarmede hij begroet en verwelkomd werd, want men had hem onder de dooden geteld. Grenzeloos was de vreugde des wederziens van den edelen kapitein, wiens leven hij gered, en die zijnen redder nog geen oogenblik vergeten had. Deze drukte hem met broederlijke liefde aan het hart, en zwoer: ‘dat hendrik de ridder-orde zou hebben, of dat anders hij de zijne afleggen, en verzoeken zou die aan hem te mogen geven’. Weinige dagen na deze verzekering was hendrik gedécoreerd. Hoe groot was zijne ontroering toen hij 't ridderkruis, door den | |
[pagina 100]
| |
kapitein op zijne borst zag hechten! Nu was zijn geluk verzekerd! Eindelijk, weder geheel hersteld, brak ook de dag aan des wederziens van zijne vaderstad, en van allen die hem dierbaar waren. Zijn hart klopte schier hoorbaar toen hij de poort binnenreed, en daarna toen hij den ouderlijken drempel betrad. Het was avond. De oude Heer f. las weêr de krant voor aan de dames, die zich met vrouwelijke handwerken bezig hielden. De gelukkige hendrik sloop stil den gang door en luisterde, met ingehouden adem, aan de kamerdeur. Daar hield eensklaps zijn vader met lezen op, en zeide: ‘Waar of onze hendrik nu blijft?’ - ‘Het is mij te moede’ - sprak Mevrouw f. - ‘als of ik op 't punt stond hem weder te zien!’ - Nu kon hendrik onmogelijk zich langer bedwingen, maar vloog met den uitroep: ‘Uw gevoel heeft u niet bedrogen, Moeder!’ - zijne moeder aan het hart. - Wie zal het daarop gevolgde tooneel beschrijven! Allen weenden, ook maria; maar allen weenden van vreugde, en dankten God. Des anderen daags vond hendrik maria alleen, en, haar wijzende op zijn ridderkruis, bad hij haar om nu woord te houden, en hare toestemming te geven tot zijn geluk. Zij glimlachte, en zeide: - Straks zult gij mijn antwoord hebben. - Hij wilde nu niet verder bij haar aandringen; te meer dewijl hare blikken hem volkomen gerust stelden. Het was juist de dag waarop de overblijfselen van van speyk in de Nieuwe-kerk werden begraven. De plegtige, treurige optogt ging het huis van den Heer f. voorbij. Vooral eenige manschappen van de équipage der gesprongen boot van van speyk, die als door een wonder zijn behouden gebleven, boezemden groote belangstelling in. Het was hoogst aandoenlijk de volksmenigte te aanschouwen, die in stillen, diepen rouw, den lijkstoet doorliet of hem volgde. Geheel de bevolking was als één gezin, en betreurde den dood van één harer braafste leden. De weesjongen had duizende ouders gevonden, en zijn naam werd door elk met eerbied genoemd. Toen de lijkkoets onder de vensters van den Heer f. voorbijging vatte maria de hand van hendrik, en zeide: - Tegenover die heilige overblijfselen verklaar ik mij de uwe, en zweer ik u liefde en trouw. De daad van van speyk heeft uwen geest en uw hart veredeld. Hadt gij uwen pligt jegens het vaderland niet vervuld, ik ware nimmer de uwe geworden. Thans zijt gij een man, en de liefde eener Hollandsche vrouw waardig! - Hendrik! daar is mijne hand. Hendrik drukte die hand aan zijne lippen, en riep in vervoering uit: - Van speyk! uwe heilige assche ruste in vrede; maar uit de hemelsche gewesten, van waar gij op het door u herboren vaderland nederziet, bescherme gij ons en onze kinderen! Uw geest leve eeuwiglijk onder ons! |
|