Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856

Opmerkingen op [over?] den invloed der Wetgeving van vóór 1795, op het Jagtregt in de Provincie Groningen; voorgelezen in het Genootschap Pro Excolendo Jure Patrio, door Mr. J.J. Cremers. Te Groningen, bij K. de Waard. 1856. In gr. 8vo. VIII en 69 bl. f :-80.

In het ‘Voorwoord’ vermeldt de S.: dat ‘een gezelschappelijke pligt’ de aanleidende oorzaak eener voorlezing, en ‘de toespraak van eenige hoorders’ de naaste oorzaak dezer uitgave was. Wij hebben dus te letten op het verschil hetwelk oorspronkelijk tusschen de gehouden redevoering en de latere uitgave moet hebben bestaan. In het ‘Voorwoord’ komen daaromtrent ook nog eenige inlichtingen voor. Desniettemin kunnen wij ons best voorstellen dat de hoorders der redevoering ze liever ook nog eens wilden lezen; want, waarlijk, het onderwerp en de wijze van behandeling schijnen beter

[p. 706]

voor aandachtige, gezette lectuur, dan voor eene genootschappelijke voorlezing geschikt.

Eene overgangsbepaling, Art. 54 der Wet van 6 Maart 1852 (Staatsblad, N^o. 47), waarbij over het jagtregt der beklemde meijers, en over hunne bevoegdheid tot afkoop van het jagtregt van anderen gehandeld wordt, gaf den S. aanleiding tot een geschied- en regtskundig onderzoek naar het voormalig jagtregt in de Provincie Groningen, en de regten die daaruit heden ten dage nog mogten kunnen voortvloeijen, bijzonder met betrekking tot de zoogenaamde jurisdictie-houders in de Ommelanden.

Liefhebbers van historische nasporingen, zoo wel als zij die tot de behandeling van geschillen over de uitoefening van jagtregt in Groningen geroepen worden, zullen bij den Redenaar en S. te gast kunnen gaan.