Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856
(1856)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 654]
| |
zaam volledige beoordeeling lezen wil van ons geheele Rijksbelastingstelsel, neme gerust dit boekje ter hand, en hij zal het niet onvoldaan ter zijde leggen. Wat méér is: hij zal, bovendien, menig nuttige en toch eenvoudige les in de staatshuishoudkunde en het belastingstelsel hebben opgedaan, en is misschien nog in zijne goede meening omtrent eene inkomstenbelasting bevestigd, of heeft een stap gedaan om er mede te worden verzoend. De Schrijver heeft gemeend zijn naam te moeten verzwijgen, maar heeft juist dáárom zich verpligt gerekend, bronnen en autoriteiten bij te brengen voor hetgeen hij zegt, en in dien geest is anonymiteit welligt eene dubbele verdienste. Hij kenmerkt zich overigens als een liberaal man, maar daarom toch geen vriend of volgeling van rousseau en voltaire, van Socialisten, Communisten, of andere leelijke isten. In eene Inleiding bespreekt hij de regtmatigheid van, en de staatszorg voor den eigendom. Als de twee voornaamste grondslagen voor een goed belastingstelsel noemt hij: 1o. dat gelet zij op de eischen der billijkheid; en 2o. dat zij 't minst de algemeene welvaart benadeelen. In beide opzigten laat, volgens den S. (met wien Referent hierin gaarne instemt), het Nederlandsch belastingstelsel veel te wenschen over. Er is hier te lande geene genoegzame evenredigheid bij 't opleggen van belasting in acht genomen: sommigen zijn buitensporig hoog, anderen te weinig belast; groote huisgezinnen betalen, bij gelijke inkomsten, veel meer belasting dan kleinere. Bovendien brengen onderscheidene belastingen nadeelige belemmering te weeg in de vrijheid van arbeid en vrije ruiling (bl. 18, 21). De S. gaat daarop alle de bijzondere soorten van belasting na: noemt de voordeelen, maar ook de nadeelen op; keurt ze, gewijzigd of ongewijzigd, in beginsel of toepassing goed of af, en gaat bij alles met de beste meesters te rade. Wij zullen hem geenszins op den voet volgen, maar sporen liever tot de lezing en overweging van het behandelde aan. Enkele aanmerkingen mogen wij niet achterhouden. Zoo missen wij, b.v., een krachtigen aandrang op de herziening van het kadaster en de berekening van het kadastraal inkomen, inzonderheid als maatstaf voor de personele belasting. Bij de betrekkelijke goedkeuring van accijns-heffing op andere dan eerste | |
[pagina 655]
| |
levensbehoeften, missen wij de opgave der voorwerpen waarop die accijnsen zouden kunnen worden gevestigd, met aanwijzing van de uitvoerbaarheid hier te lande. In verband met de aanprijzing eener verhoogde belasting op wijn en gedisteleerd, moest over kunstwijn gesproken zijn. Onze meening omtrent accijnsen op zeep, bier en azijn zou min gnnstig zijn dan die van den S. Bij den steenkolen-accijns heeft de S. de groote verlokking tot fraudes uit het oog verloren. Ten opzigte van de registratie-regten hadden wij de beoordeeling wenschen te vinden van het stelsel van eenvormig registratieregt als middel ter bevordering der zekerheid van dagteekening. Bij den lof aan het successie-regt toegezwaaid, vergeet de S. de onnatuurlijke verhooging der buitenlandsche effecten. Eindelijk, wat de staats-loterij betreft, is hij blijkbaar niet op de hoogte van hetgeen daarover in de laatste jaren is verhandeld. Deze aanmerkingen echter zijn gering, bij vergelijking van het vele goede dat wij in de beschouwingen en oordeelvellingen des Schrijvers mogten aantreffen. De afschaffing der tonnegelden en van den Rijks-gemaal-accijns bevestigen reeds de juistheid van zijne opmerkingen omtrent de gebreken van die heffingen. Nadat de S. zijne kritiek van het belasting-stelsel tot op bl. 82 heeft voortgezet, en de noodzakelijkheid eener stelselmatige verandering heeft betoogd, gaat hij (bl. 88) over om eene inkomsten-belasting te bespreken, als, naar zijn gevoelen, het beste middel om de meest nadeelige belasting-soorten in massa te vervangen. Reeds op bl. vii en 19 had hij zich als voorstander van die belasting doen kennen. Nu wijst hij aan: dat zij in beginsel het best beantwoordt aan de regels voor belasting-heffing door adam smith voorgesteld; hij beroept zich op het voorbeeld van Frankfort a/M. en van Engeland voor de uitvoerbaarheid van zulk eene belasting; hij tracht verschillende bezwaren tegen die belasting geopperd op te lossen, als daar zijn: de vrees voor oneerlijke opgaven, bekendheid van ieders fortuin, ongenoegzame opbrengst, enz.; hij behandelt de vraag omtrent proportionele en tevens progressieve heffing: geeft een tarief voor zoodanige heffing op, waarbij ook de grootte der huisgezinnen is in acht genomen; en verwacht van zoodanige nieuwe Rijks-belasting, waarop | |
[pagina 656]
| |
de gemeenten opcenten zouden kunnen heffen, de beste vruchten (bl. 116). Ofschoon Ref. geneigd is met den S. in te stemmen omtrent het wenschelijke eener inkomsten-belasting, ter vervanging van andere algemeene opbrengsten, meent hij echter dat nog niet alle bezwaren door den S. zijn opgelost. Zoo moet, b.v., bepaald worden wat als inkomen moet worden aangemerkt, welke lasten mogen worden afgetrokken om het netto- van het bruto-inkomen te onderscheiden, enz. Ref. kan niet toegeven dat men alle soorten van inkomsten, hetzij die als rente van kapitaal, of à fond perdu genoten worden, voor de belasting gelijk zou moeten stellen. Ook meent hij dat het beter ware de belasting op eene kleine schaal, voor een gering bedrag, in te voeren, om eerst later, wanneer de ondervinding en de gewoonte eenen gunstigen invloed hadden te weeg gebragt, de heffing, ter vervanging van meerdere schadelijke belastingen, uit te breiden. Eindelijk meent Ref. dat het beroep op geachte Schrijvers of andere voorstanders van inkomsten-belasting, op bl. 111 gedaan, nog voor aanzienlijke uitbreiding vatbaar is; gelijk trouwens het onderwerp door den S. volstrekt niet is uitgeput, maar alleen in de hoofdtrekken is geschetst. Mogten de Regering en de Staten-Generaal eerlang de herziening van het belasting-stelsel eens ter hand nemen, zij zullen dan met vrucht dit werkjen en de daarin aangehaalde Schrijvers kunnen raadplegen. |
|