De Orde der Advocaten in Nederland, hare regten en pligten, naar aanleiding van het Reglement van orde en discipline, geschetst door Mr. W.F. Otten, Advocaat en Plaatsvervangend Kantonregter te Amsterdam. Te Amsterdam, bij J.H. Gebhard en Comp. 1855. In kl. 8vo. VIII en 88 bl. f :-75.
Het Reglement van orde en discipline voor de Advocaten is eigenlijk een aanhangsel der Wet op de Regterlijke Organisatie. Gelijk de leden der Regterlijke Magt niet ophouden door hunne betrekking als zoodanig tot den stand der Advocaten te behooren, zoo maakt in zekeren zin de Orde der Advocaten een deel uit van de Regterlijke Magt. In de zamenstelling van zoodanig Reglement, bij de invoering der nieuwe Wetgeving, is men hier te lande niet zeer gelukkig geweest. Het Reglement van 14 September 1838 werd reeds bij Koninklijk Besluit van 5 December 1844 gewijzigd; en, ofschoon veel minder gebrekkig dan het vroegere, laat het toch nog veel te wenschen over. Het is niet waarschijnlijk dat het Reglement zal herzien worden vóór dat de te verwachten nieuwe Regterlijke Organisatie zal zijn tot stand gekomen - en wanneer zal dit geschieden?! - doch daarna mag de herziening ook niet achterblijven.
De gebreken van het bestaande Reglement zijn reeds meermalen aangewezen, soms zelfs met groote overdrijving, en éńe der verdiensten van het hier aangekondigde boekjen is: dat de Schrijver niet aarzelt 't voor het Reglement op te nemen, waar het, zijns inziens, ten onregte werd gegispt.
Het doel des S. was echter niet hoofdzakelijk, het Reglement te beoordeelen: veeleer wilde hij beschouwingen geven omtrent de regten en pligten der Advocaten, de vereischten om als zoodanig te worden toegelaten, de beëediging, enz. Bij ieder onderdeel van zijn onderwerp brengt hij intusschen het Reglement te berde, onderzoekt het bestaande, en deelt mede wat, naar zijn oordeel, in zoodanig stuk behoorde te worden opgenomen of achterwege gelaten. Hij gaat daarbij ook met