Feestwoord ter Gedachtenisviering zijner vijf-en-twintig-jarige Evangeliedienst; uitgesproken te Hoogezand, den 5den Augustus 1855. Naar aanleiding van 2 Kor. iv: 1. Door J. Sinninghe Damsté, P.Z., Predikant te Hoogezand. Uitgegeven ten voordeele eener op te rigten Bewaarschool te Hoogezand. Te Groningen, bij M. Smit. 1855. In gr. 8vo. 27 bl. f :-30.
Dat zij die van de feestviering van hunnen Herder en Leeraar getuigen zijn geweest, het toen door hem gesprokene gaarne nog eens zouden lezen, ligt in den aard der zaak. Immers de Leeraar heeft de baan die achter hem ligt, en waarop hij een terugblik werpt, niet álleen, maar gezamenlijk met de Gemeente bewandeld. Zijne gedachtenisviering is, in zekeren zin, zelfs gedachtenisviering voor alle de Gemeenten in wier midden hij 't Evangelie gepredikt heeft. Voor anderen echter hebben zulke gedachtenis-redenen weinig of geene waarde. Zij worden door anderen dan de leden van zulke Gemeenten zelden gekocht, en dit ontslaat ons ook van de taak om over dit ‘Feestwoord’ breedvoerig te handelen. Wij mogen echter den lof er niet aan onthouden, dat het getuigt van een echt Christelijken zin, van hooge ingenomenheid met de Evangeliebediening, en van een zelfstandig ernstig onderzoek.