stof is, weet die ook te rangschikken, en zal bij de keuze des vorms zelden verlegen staan. Maar dat belet niet dat men veel vernuft moet bezitten, om zijne preken zoo treffend in te deelen, als v.o. dat gewoonlijk doet. Zijne verdeeling dringt in 't geheugen, en maakt het ieder gemakkelijk hem te volgen. Zij ligt niet buiten, maar in den tekst, en, al zoudt gij zelf haar niet daar gevonden hebben, toch verwerft zij uwen bijval, zoodra gij haar hoort uitspreken.
Wij zouden een ondankbaar werk doen, als wij de dispositiën van veertien preken uitschreven, en zullen er maar eene van mededeelen. In de vierde leerrede stelt de S. jezus voor als de hemelsche Zielenarts, en beschrijft achtervolgens, hoe Hij nog altijd dezelfde ellende ontmoet; dezelfde erbarming betoont; dezelfde gezindheid verlangt; dezelfde geneeswijze volgt; dezelfde herstelling bereidt; dezelfde hulde verdient.
Zulke schoone vormen, door een wegslependen stijl ondersteund, verwacht men billijk aan edele stoffen verbonden te zien. Wat zouden fraaije vormen baten, als de inhoud er niet aan geëvenredigd ware? Doch deze teleurstelling behoeft men hier niet te duchten. Van oosterzee dogmatiseert ook niet, maar bemantelt evenmin zijne overtuiging. Hij ontsiert den kansel niet met eene polemiek die andersdenkenden kwetst; maar voert een des te heviger strijd tegen de zonde. Hij grijpt het gemoed aan, en laat het niet los: met het geweten in verbond, beproeft hij telkens nieuwe wapenen.
Misschien zegt men: deze preken zijn te vol; men krijgt te veel op eens, om alles te kunnen bewaren; men voelt zich overstelpt als door een bergstroom. Dit laatste moge eenigzins waar zijn bij 't gehoor, maar kan niet gelden bij het lezen, en zelfs - wie zijn er die ze gehoord hebben, en niet met den wensch naar huis gingen om deugdzamer en Godvruchtiger te worden. Evenwel de veelheid en rijkdom van stoffen in deze preken aangeboden, heeft ook Ref. de vraag in den mond gelegd: of er niet te veel wordt gegeven, niet te hoog werd gesproken voor een gemengd gehoor? Het spreekt van zelf dat aan de eigenaartige voortreffelijkheden van deze preken ook eigenaartige leemten zich paren. Maar wie is er zonder? Zelfs chrysostomus was niet zonder feilen, en de éénige van der palm óók niet; maar de mildheid en humaniteit van dezen in de beoordeeling van het werk van anderen,