is op de meeste dezer schetsen toepasselijk. Men zie, onder meerderen: ‘de Rekruten’, en ‘'t Station’. Sommige menschen kunnen geheel wereldsche zaken, ongemeen zonderling, met hemelsche belangen te zamenknutselen. De onderwerpen: ‘Zaturdag-Avond’ en ‘Verhuizen’ zijn door anderen beter behandeld. Wat de overigen betreft, die ten titel dragen: ‘de Hut der Armen’; ‘de Wieg en het Sterfbed’, en ‘Zorgen, een zegen voor de menschheid’, missen alle nieuwheid, en verheffen zich niet boven het middelmatige. Aan den eisch dien de kunst den Auteur van ‘schetsen’ stelt, heeft eberhard niet kunnen beantwoorden; humor, en dat saillante en ingrijpende, hetwelk dit genre der litteratuur kenmerken moet, zoekt men hier te vergeefs.
Alleen verdient de Auteur lof om de Godvruchtige strekking en den gemoedelijken toon van het werkje; ook de Uitgever heeft er aanspraak op, om zijne zorg aan 't boekje besteed.