der armenbedeeling belang stellen. De Schrijver heeft, namelijk, de gronden waarop het in de Armenwet uitgesproken beginsel: kerkelijke armenzorg als regel, burgerlijke armenzorg als uitzondering, steunt, met onmiskenbaar talent ontwikkeld, en niet slechts de redematigheid, maar ook de wenschelijkheid en aannemelijkheid van dat beginsel, zoowel uit een maatschappelijk oogpunt, als in verband met de belangen der Kerk en der armen zelve, tegen de door velen geopperde bedenkingen en bezwaren verdedigd. Wij hebben er niets op af te dingen, doch betwijfelen niet te min de uitvoerbaarheid van het door ons Gouvernement aangenomen en tot Wet verheven stelsel, wanneer dit in zijne geheele uitgestrektheid en bij strenge consequentie moet toegepast worden. Dan toch moet ook de geneeskundige armverzorging (benevens het onderhoud van werkhuizen, enz.), òf grootendeels, òf geheel voor rekening der Diakoniën komen, die reeds nu naauwelijks bij magte zijn, in het hoogst noodige te voorzien, en die voortaan van alle subsidie uit de burgerlijke gemeente-kas zullen verstoken zijn. Hoe zullen deze zich de noodige gelden verschaffen, als hare inkomsten, uit de Diakonie-fondsen en uit vrijwillige giften, op verre na niet toereikende mogten bevonden worden? Hoe groot zullen vooral de bezwaren zijn in zoodanige plaatsen en gemeenten, waar de inwoners, òf met het Kerkgenootschap, tot hetwelk zij behooren, weinig ophebben, òf waar het vrijwillig geven tot eene treurige zeldzaamheid geworden is? Zullen welligt de Diakoniën door den drang der omstandigheden genoodzaakt worden, een hoofdelijken omslag over de leden van haar Kerkgenootschap te beproeven? Moge Christelijke en onbekrompen weldadigheid zulk een maatregel noodeloos maken, en er krachtig toe bijdragen om ons weldra uit het overgangs-tijdperk, waarin wij als nog verkeeren, tot een staat van bestendigheid, tot eene duurzame en
proefhoudende regeling der Armverzorging te brengen! Moge vooral een welmeenend overleg tusschen Gemeente-besturen en Diakoniën tot de oplossing leiden van de velerlei botsingen en conflicten, die tusschen beide, bij ontbrekende welwillendheid en bij streng vasthouden van toegekende regten, kunnen geboren worden! Dat zou vooral het geval kunnen zijn ten opzigte der Geneeskundige Armverzorging, nadat de Regering, in hare Memorie van Beantwoording, de gewigtige, doch geenszins in de Wet