Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856
(1856)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedenis van den oorsprong en de lotgevallen der Mormonen, naar de beste bronnen bewerkt door Dr. E.W. Wolff. Te Amsterdam, bij W.H. Kirberger. 1855. In gr. 8vo. VIII en 242 bl. f 2-25.De secte der Mormonen, vóór een vierde van eene eeuw ontstaan, heeft sinds dien tijd een opgang en gerucht in en buiten Amerika gemaakt, dat een onderzoek naar haren oorsprong en hare lotgevallen als tijdig mag beschouwd worden; gelijk het in dit, grootendeels naar de Engelsche werken van mayhew en gunnison gevolgde, boek geschiedt. De stichter van het Mormonisme was josef smith, te Palmyra in den Staat New-York woonachtig. Deze man, die als een bedrieger en opligter bekend stond, gaf in het jaar 1830 een werk in het licht, onder den titel van: ‘het boek Mormon’ of ‘de gouden Bijbel’, behelzende, volgens zijn zeggen, eene overzetting van hetgeen gegraveerd stond op metalen tafelen of platen, die hij door hemelsche openbaring op zekere plaats onder den grond zou ontdekt hebben. Deze platen zouden aldaar begraven zijn door een Opperhoofd der Indiaansche stammen, die, gelijk door velen in Amerika geloofd wordt, afstamden van Israëliten, welke, na het verlaten van hun land, Oostwaarts getrokken, in Amerika's Noorder-gedeelte waren aangeland, en na verloop van tijd het gansche land bevolkt hadden. Deze landverhuizers, van welke de Nephiten de voornaamste waren, bewaarden onder zich een afschrift van de | |
[pagina 212]
| |
Boeken van mozes en van de Profeten tot aan jeremia, in wiens tijd hun stamvader het Joodsche Land verlaten had; welke schriftelijke, op metaal gegraveerde gedenkstukken, uit het land hunner vaderen medegebragt, gedurig werden bijgehouden en voortgezet op andere tafelen, waarop hunne Wijzen en Zieners de lotgevallen des volks, alsmedede gezigten, wonderen en openbaringen opteekenden, waarmede het door God begenadigd werd. Ook christus verscheen persoonlijk aan hen, kort na Zijne hemelvaart, predikte hun het Evangelie, verrigtte wonderen, verkoos onder hen twaalf Apostelen, en maakte hun alle toekomende dingen bekend tot aan het einde der eeuwen. Een gedeelte van Zijne redenen en daden staat in het boek Mormon opgeteekend. Nadat de Nephiten langer dan drie-honderd jaren het Evangelie beleden hadden, werden zij in een krijg met de Lamaniten, bewoners van Zuid-Amerika, die mede van Israëlitische afkomst waren, uitgeroeid, met uitzondering van den Profeet mormon en zijn zoon moroni, welke laatste de tafelen, waarop de overleveringen der vaderen gegraveerd waren, op de door God aangewezen plaats begroef. Intusschen ontdekten sommigen met verbazing in het uitgegeven boek Mormon een hun wèl bekend werk, zijnde eene soort van historischen roman over de vroegere Indiaansche volkstammen, hetwelk, door den dood van zijnen maker ongedrukt gebleven, door eenen sidney rigdon, Predikant bij de secte der Reformers, in handen van smith moet gekomen zijn, en dat nu, naar hun oogmerk omgewerkt, het licht zag. Aanvankelijk schijnt de bedoeling daarmede niets meer dan eene geldspeculatie geweest te zijn. Doch weldra werd, weder, volgens smith's voorgeven, door tusschenkomst van een hemelschen afgezant, besloten met de uitgave van den nieuwen Bijbel de stichting van een nieuw Kerkgenootschap te verbinden, dat in den beginne slechts uit zes leden bestond, maar spoedig, door de medehulp van den genoemden rigdon, en door de toetreding van een ander Predikant, parley pratt, aanwies. Dit Kerkgenootschap onderscheidt zich van andere dáárin, dat er al de ambten in hersteld zijn die in de eerste Christenkerk bestaan hebben: Apostelen, Profeten, Oudsten, Evangelisten, Leeraars, Diakenen, en bovendien Patriarchen en Priesters, naar de dubbele ordening van aäron en melchizedek, van welke de laatste de uitstekendste is; - en dat zijne hoofden roemen | |
[pagina 213]
| |
op het bezit van al de bijzondere geestesgaven welke de eerste Christenen bezeten hebben: voorspelling, spreken in vreemde talen, genezing door handen-oplegging, uitbanning van booze geesten; terwijl nieuwe inrigtingen en veranderingen van het vroeger vastgestelde geschiedden ten gevolge van bijzondere openbaringen, die smith aanhoudend ontving. Deze openbaringen zijn later verzameld in ‘het boek der leerstellingen en verbindtenissen’, hetwelk door zijne aanhangers met hunnen ‘gouden Bijbel’ wordt gelijk gesteld. Zij bedienen den Doop bij indompeling. Als kenmerkende mag beschouwd worden: dat ieder lid der Gemeente het regt heeft, om zich voor een zijner bloedverwanten of vrienden, die buiten zijne schuld van den wettigen (op der Mormonen wijze toegedienden) Doop is verstoken geweest, te laten doopen; waardoor den overledene de ingang in het Godsrijk wordt verzekerd. Tot verdediging hiervan beroepen zij zich op 1 Kor. xv: 29. Het leerstellige der Mormonen bevat veel dat overeenkomt met het algemeene geloof der Christenheid. Maar behalve hunne meer bekende en op den voorgrond geplaatste gevoelens, hebben zij er andere, die, tot vermijding van aanstoot, alleen aan de beproefden en ingewijden worden medegedeeldGa naar voetnoot(*). Volgens de laatste zien zij als de bron van hunne leer en geloof aan: het Woord Gods, in den Bijbel, maar ook in het boek Mormon, en in alle andere goede boeken, terwijl dat Woord voortdurend tot hen komt in de openbaringen die zij ontvangen. God is hun geen zuivere Geest, maar een geestelijk-stoffelijk persoon, die een ligchaam en ligchaamsdeelen bezit, in gedaante den mensch gelijk, en inderdaad niets anders dan de mensch in zijne hoogste volkomenheid. Behalve den Vader erkennen zij den Zoon, uit de vereeniging van den Vader met maria geboren. De Heilige Geest is de overeenstemmende wil van den Vader en den Zoon. Dien ten gevolge nemen zij geene Drieëenheid, maar eene tweeëenheid van personen in het Goddelijk Wezen aan. Evenwel is de God die door het menschdom vereerd wordt, niet de hoogste en eerste | |
[pagina 214]
| |
God. Hij-zelf heeft een Vader, die wederom een Vader bezit, en zoo voort, tot aan den Stamvader aller Goden, den eersten en oppersten God. Elke God heeft zijn rijksgebied. Dat van deze aarde is van den Vader en Zoon, tot wier vereering zich de menschen hebben te bepalen. - Van de Schepping gelooven zij: dat vóór den aanvang aller dingen geest en stof de zelfstandige beginselen zijn van al wat bestaat. Door de onveranderlijke wijze van verhouding en zamenwerking dezer twee beginselen, door hen de Wet of ook het eeuwig Evangelie genoemd, is dan ook de eerste God, de Stamvader aller Goden geworden, uit wien andere Goden en Godinnen, Koningen en Koninginnen des hemels zijn voortgesproten. Zoo bestaan er derhalve in den hemel familiën en geslachten van Goden of hemelsche Geesten. Die Geesten bevinden zich echter in een staat van betrekkelijke onvolkomenheid, daar zij onbekend zijn met al die aandoeningen, gewaarwordingen en voorstellingen die een stoffelijk bewerktuigd wezen hebben kan. Tot wegneming van die onvolkomenheid, werd door den God dien het menschdom eerbiedigt, de aarde geschapen, en aan de Geesten die onder Hem stonden gelegenheid gegeven, om door de aanneming van een menschelijk ligchaam zich tot een staat van hoogere volkomenheid te verheffen. Even als adam hebben alle menschen een geestelijk voorbestaan gehad, ofschoon, bij de aanneming des stoffelijken ligchaams, alle herinnering van den voormaligen toestand verdwijnt. De zondeval was door God gewild, en door adam werd, met volkomen bewustheid van de gevolgen, van den boom der kennisse des goeds en des kwaads gegeten. Die gevolgen waren van den eenen kant heilzaam, omdat de mensch de wetenschap van het kwaad verkreeg, en omdat voortaan sterfelijke ligchamen, geschikt om door Geesten bewoond en bezield te worden, van de vrouw konden geboren worden. Van den anderen kant waren die gevolgen schadelijk, omdat het eten van de vrucht des verboden booms de vochten des ligchaams bedierf, zoodat het voortaan aan den dood werd onderworpen. Ook bragt de aarde nu doornen en distelen voort, de dieren werden schuw en woest, en de zonde vermeerderde, waardoor de zondvloed noodzakelijk werd. Na dien tijd verkeerde het menschdom, en de aarde die het bewoont, in toenemend verval. - Tot stuiting van de nadeelige werking van den zondeval | |
[pagina 215]
| |
kwam christus. Zijne verlossende werkzaamheid heeft zich hoofdzakelijk geopenbaard in de wederoprigting van het Priesterschap naar de ordening van melchizedek. Dit Priesterschap, door de schuld der menschen spoedig weder verloren gegaan, heeft God hersteld door josef smith! Door bemiddeling van dit Priesterschap worden aan den mensch hoogere krachten medegedeeld, waardoor hij in gemeenschap treedt met de Geestenwereld, en bekwaam gemaakt wordt tot bereiking van zijne hoogere bestemming. De voltooijing van het verlossingswerk bestaat daarin: dat, bij de tweede komst van christus, die ophanden is, de aarde zal teruggebragt worden tot haren oorspronkelijken staat, en dat op deze gelouterde aarde een vernieuwd en heilig menschengeslacht wonen zal. De eerste opstanding heeft plaats, waaraan allen deel hebben die bestemd zijn om, gedurende het tijdperk des duizendjarigen Rijks, met christus op aarde te heerschen. Na den afloop der duizend jaren heeft er eene laatste loutering der aarde en vernieuwing des menschdoms plaats. Hemel en aarde worden vereenigd, de scheidsmuur tusschen de zigtbare en onzigtbare wereld valt weg. De mensch is Gode gelijk geworden, en bezit Goddelijk scheppingsvermogen. Dat zulk een leerstelsel, uit het brein voortgekomen van een man die ten opzigte van waarheidsliefde en goede trouw ter kwader naam stond, opgang zou maken, liet zich niet verwachten. Nogtans is dit het geval geweest. De Mormonen hebben in verschillende oorden van Noord-Amerika aanhangers gevonden en Gemeenten gesticht, ofschoon zij overal waar zij verschenen, met de bestaande gezindheden in botsing kwamen; vooral ten gevolge van den aanstoot, dien zij door hunne bewering geven, dat zij als de heiligen tot de heerschappij der wereld bestemd zijn. Van hier vervolgingen, die hen dwongen naar elders te wijken, tot dat zij, in het ver naar het Westen, en van de overige wereld afgescheiden liggende Rotsgebergte voor het tegenwoordige een ongestoord verblijf gevonden hebben. Ook in andere werelddeelen, vooral op de Sandwich-Eilanden, en in Engeland, tellen zij hunne aanhangers. Tot die uitbreiding van het Mormonisme werkten onderscheidene oorzaken mede: zucht naar het vreemde en wonderbare die vele menschen aankleeft; bij anderen verlangen naar zekerheid en een beslissend gezag in de Godsdienst, dat in de leer der | |
[pagina 216]
| |
Mormonen, die zich op hemelsche openbaringen beroept, bevrediging meent te vinden; als ook de Chiliastische verwachtingen, die in Amerika ten tijde van het ontstaan der nieuwe secte door velen gevoed werden. Aan smith ontbraken de eigenschappen niet, die in den stichter van een Kerkgenootschap gevorderd worden: eene, hoewel niet gepolijste, welsprekendheid, geschikt om op ruwe gemoederen te werken; een geest van organisatie en beheer; en list en sluwheid tot het te boven komen van hinderpalen die hem zoo van buiten als onder zijne volgelingen gesteld werden; terwijl wat hem aan kennis en wetenschap ontbrak, door anderen werd aangevuld. Voegt men hierbij: dat de tegenstand en vervolgingen die de Mormonen geleden hebben, hen, gelijk het gewoonlijk gaat, te sterker aan hunne meeningen doen hechten, en dat de verwachtingen van tijdelijke welvaart door hunne Zendelingen ingeboezemd, minvermogenden en behoeftigen moeten uitlokken, dan behoeft het ons niet te bevreemden, dat, wat anders als dwaas en buitensporig zou verworpen zijn, ingang heeft gevonden, en dat het getal der Mormonen tot driemaal-honderd-duizend is aangegroeid. Aan hunne orde, vlijt en arbeidzaamheid in het ontginnen van woeste velden, in het bevorderen van nijverheid, en in het verspreiden van kennis onder het opkomende geslacht, mag men den verdienden lof niet onthouden. Het ontbreekt toch onder hen, welke wereldsche ontwerpen dan ook hunne Hoofden koesteren, niet aan velen die ter goeder trouw zijn, en door een Godsdienstigen zin gedreven worden. Evenwel, ofschoon de Mormonen zich vleijen, dat de tijden van eene algemeene verbreiding hunner leer en van hunne heerschappij over de aarde aanstaande zijn, wacht hen toch waarschijnlijk geen ander lot dan ook andere naar hen gelijkende secten getroffen heeft, b.v. die der Wederdoopers: met welke zij overeenstemmen in het geloof aan de voortduring der Profetie, en van gezigten en openbaringen; aan een heerlijken Kerkstaat op aarde, waarover de heiligen het gebied zullen voeren; en ook in het stuk der veelwijverij, die in de laatste jaren onder hen is opgekomen. Veel voorspelt aan hun Kerkgenootschap een kortstondig bestaan. De verzinselen en ongerijmdheden van hun leerstelsel, die in de eerste geestdrift over het hoofd gezien of ligt geacht worden, zullen den toets van het bedaarde onderzoek niet kunnen | |
[pagina 217]
| |
doorstaan. Het Theokratisch gezag, dat over allen en alles gaat, zal op den duur, vooral voor hen die zich op hoop van voordeel bij hen gevoegd hebben, te drukkend worden. De mededinging naar het Presidentschap, en naar de andere hooge en winstgevende betrekkingen, moet, gelijk reeds bij den dood van smith heeft plaats gehad, naijver en verdeeldheid verwekken, die op scheuring en ontbinding zal uitloopen. Neemt men bovendien in aanmerking dat de veelwijverij den gemoedelijken onder hen tegen de borst moet stuiten, en dat bovendien ook nog andere denkwijzen en gebruiken, met die der overige bewoners van de Vereenigde Staten in te grooten strijd zijn, dan mag het Mormonisme bezwaarlijk op een langdurig bestaan hopen. De gronden die voor deze uitkomst pleiten, worden op eene overtuigende wijze in dit werk uiteengezet, dat van der Mormonen ontstaan, lotgevallen, stellingen, en levenswijze een beredeneerd verslag geeft. |
|