Voor rekening van den Schrijver. Te Groningen, bij J. Oomkens. J.zoon. 1855. In gr. 8vo. 36 bl. f :-40.
In den aanhef zegt de Schrijver: ‘De belangstelling in de Emancipatie der slaven in de Nederlandsche Overzeesche Bezittingen neemt nog steeds toe, ofschoon men dit, in aanmerking nemende de belangrijkheid der zaak, nog gering zoude kunnen noemen. - De stemmen dienaangaande in de Tweede Kamer gehoord, hebben ook weerklank buiten die vergadering gevonden; veel heeft daartoe medegewerkt het uitmuntende werk van Dr. w.r. van hoëvell, Slaven en Vrijen, waarvan nu eene tweede en voor minder prijs te bekomen uitgaaf bestaat; ook het Maand-blad, uitgegeven van wege de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van de Afschaffing der Slavernij, waarvan nu drie Nommers het licht zien, alsmede eenige brochures: De Slavernij in Suriname, door den Heer wolbers, en andere, werken gunstig mede, en vooral ook de geschriften van hen die de slavernij willen verdedigen en handhaven; want zij mogen eenige bijzaken kunnen bestrijden, de hoofdzaken en de bestaande feiten kunnen zij niet loochenen.’
Men kan hieruit reeds zien dat de stijl en de betoogtrant wel wat te wenschen laten, en dat het geschriftjen ook niet meer is dan eene Bijdrage. Er worden eenige adressen aan den Koning en aan de Tweede Kamer, betreffende de émancipatie, in medegedeeld, om tot navolging van het voorbeeld hunner onderteekenaren op te wekken. Dit schijnt het hoofddoel der bijdrage te wezen, en tot naderen aandrang wijst zij niet alleen op de ‘Slaven en Vrijen’, en eenige brochures, maar inzonderheid op de wederlegging alhier te vinden van b.e.c. belmonte, Neêrlands West-Indië, enz. De S. bepaalt zich echter niet tot de émancipatie alleen, maar neemt Suriname, ook in eene ruimere beteekenis, tot het voorwerp zijner beschouwing. Daartoe dient een brief, welke op bl. 22 aanvangt, en, zoo als het daar heet, den 7den Maart 1855 aan den Schrijver uit Paramaribo is toegezonden. Op bl. 27 laat de Schrijver van dien brief zich uit over, zoo hij zegt, ‘groote knoeijerijen’ die in de Kolonie in het finantie-wezen plaats hebben. Zoo deelt eene brochure, zonder naam van den Schrij-