Wat het sterrekundige aangaat, zullen wij slechts enkele opmerkingen mededeelen. Zij waren met vele te vermeerderen.
Bl. 121. ‘Van de vier kleine planeten’ - t.w. de sedert het begin dezer eeuw bekende - ‘is Vesta de kleinste. De middellijn is 74,58 mijlen’. Dit is intusschen eene bepaling die, jaren geleden, eigenlijk op goed geluk af, door schröter is gegeven; maar de wetenschap, die toch thans zoo veel hooger staat, durft geene meting van de kleine planeten opgeven, die eenigzins gezag zou hebben.
Bl. 122. ‘Volgens Prof. encke schijnt Astraea tot de kleine planeten (asteroïden) te behooren, en gelijkt zij, wat de middelbare beweging betreft, die dagelijks 850″,47 bedraagt, het meest naar Juno’. Dit schijnt wel geschreven te zijn in 't laatst van 1845, gedurende de weinige dagen dat encke nog onzeker was aangaande het door hencke ontdekte hemellicht. Maar hoe durft men zulke in 1855 onbegrijpelijke dwaasheid nu te laten drukken? Encke's spreken: ‘het schijnt’, kon maar zeer kort duren, en heeft ook maar kort geduurd, want had hencke de planeet het eerst gezien den 8sten December 1845 (niet 1854, gelijk - zeker door eene drukfont - in de tabel, bl. 133, staat), reeds drie weken daarna had encke haar waargenomen en berekend.
Bl. 134. ‘Eenige dezer (op de planeten en wachters betrekkelijke) grootheden, bijv. de helling der banen, zijn aan eene jaarlijksche verandering onderworpen; andere, zoo als de excentriciteit, ondergaan eerst in 100 jaren eene merkbare verandering. De laatste veranderingen noemt men eeuwveranderingen’. Blijkbaar kent de Schrijver het onderscheid niet tusschen de dadelijke en seculaire storingen. De laatste heeten, ja, eeuwveranderingen, omdat zij eerst na langen tijd (daarom juist geen 100 jaren) merkbaar worden. Maar er zijn hoofdzakelijk twee soorten van perturbatiën: 1) die eene planeet in hare plaats ondergaat; deze wisselen ieder oogenblik af, omdat de locale betrekking eener planeet ten aanzien van de overige ligchamen des zonnestelsels gedurig verandert; 2) die de baan der planeet zelve ondergaat. Deze worden eerst na langen tijd merkbaar en heeten daarom seculaire. Dat was den Schrijver kennelijk niet bekend.