Niemand, zegt verder jules simon, zon zich voor den pligt opofferen, zoo deze eene menschelijke instelling ware; en als hij hier van pligt spreekt, en zijnen oorsprong, aard en regel nagaat, dan meent hij, en te regt, de geheele wijsbegeerte te omvatten. Hij draagt, eindelijk, zijn boek op aan de oude eeuwige zaak der waarheid en der wetenschap, waarvoor hij in zijn zeventien-jarig onderwijs heeft gestreden, en tevens aan zijne vroegere toehoorders die zijne lessen bijwoonden. Wij wenschen hem nu nog vele lezers, zoo wel bij ons als in Frankrijk, toe.
Het werk van jules simon is in vier Afdeelingen gesplitst. De eerste behandelt het gewigtige vraagstuk der zedelijke Vrijheid. Vooreerst wordt hier in het eerste Hoofdstuk het bestaan dezer vrijheid betoogd, en de aard er van aangewezen. In het tweede en derde wordt een onderzoek ingesteld over de voornaamste tegenwerpingen die tegen het aanwezen dier vrijheid in het midden zijn gebragt, en, eindelijk, de kracht en de invloed der gewoonte in het zedelijke aangetoond.
De tweede Afdeeling handelt over den oorsprong en de klassificatie der hartstogten, en in het bijzonder over de eigenliefde; tegen deze worden de menschenliefde en de liefde tot God overgesteld. Deze Afdeeling wordt met eene beschouwing van den toestand eener door de hartstogten overheerschte ziel besloten.
De derde Afdeeling is eene diep doordachte verhandeling over het zedelijk Denkbeeld der regtvaardigheid, dat daarin omschreven, in zijnen aard bepaald, en juist en krachtig geformuleerd wordt.
Eindelijk komt men in de vierde Afdeeling tot de toepassing van de zedelijke grondstellingen, en de betrekking van den mensch tot God. De Daad wordt hier in verhouding tot den mensch, zijne natuurgenooten en het Opperwezen beschouwd: de verdeeling der pligten en het eigenlijke voorwerp van de uitspraken van het geweten aangetoond, en verder over de verpligting gehandeld om het regt in zich-zelven en in anderen te eerbiedigen. In de laatste twee Hoofdstukken wordt de Pligt in verband met God en de onsterfelijkheid gebragt, en het regt van God op zijne schepselen, en de pligten welke daaruit voor den mensch voortvloeijen, benevens het gelukkige leven, of 's menschen bestemming na den dood, behandeld.