Leerrede ter nagedachtenis van den Hoogleeraar Matthijs Siegenbeek, uitgesproken door Christiaan Sepp, Predikant bij de Doopsgezinde Gemeente te Leyden. Uitgegeven geheel ten voordeele eener op te rigten Bewaarschool voor arme en havelooze Kinderen. Te Leyden, bij P.H. van den Heuvell. 1855. In gr. 8vo. 24 bl. f :-30.
Eene openlijke hulde mogt den ontslapen Hoogleeraar matthijs siegenbeek wel gebragt worden in de stad waar hij eene lange reeks van jaren zoo waardiglijk het Hoogleeraarambt bekleed heeft; in het midden der kleine Gemeente welke het eene eere mogt rekenen dien Godsdienstigen Geleerde onder hare leden te tellen; en van den leerstoel van welken hij ontelbare malen en steeds met zoo groote opgewektheid het Evangelie verkondigd heeft. Die wèl verdiende hulde is hem dan ook gebragt door den geleerden sepp in de voor ons liggende leerrede. Zij heeft tot tekst: Joh. xv: 8: ‘Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt, en gij zult mijne Discipelen zijn’. Naar aanleiding dier uitspraak des Heeren, schetst de Leeraar eerst het beeld van den waren discipel, en wijst daarna de gronden aan waarom deze eene eere des Vaders is. Het is een kort en eenvoudig, maar helder en regt Evangelisch woord. Eene bijzondere verdienste van deze leerrede is de wijze waarop van den waardigen overledene wordt gesproken. Immers, hoe diep de hoogachting ook zij, die Ds. sepp voor den geleerden siegenbeek gevoelt, hoe naauw de vriendschapsband ook wezen moge, die ZEerw. aan den achtenswaardigen zoon des Hoogleeraars verbindt - de lof den overledene geschonken, is niet overdreven, maar eer te gering, dan te groot. Die gematigdheid in lof aan den overledene is hier eene voortreffelijkheid, die te veel in lijkredenen gemist wordt. - Niet alleen hoogschatters van den grooten Taalkundige en vromen Christen, maar ook anderen zullen deze voortreffelijke lijkrede met genoegen en stichting lezen. - Wij betreuren het echter dat de Eerwaarde sepp er geene biographische aanteekeningen aan heeft toegevoegd. Veel belangrijks had hij van den zoon des overledenen kunnen vernemen, waarvan de mededeeling voor een groot aan-