Het eerste stukje, in proza, is van den Eerw. sonstral, en getiteld: ‘1555 en 1855, of de eerste en dertiende zilveren krans om het hoofd (?) der Augsburgsche Geloofsbelijdenis’. Het is in twee afdeelingen eenvoudig en onderhoudend geschreven, en bevat een historischen terugblik op de overgave der Augsburgsche Confessie in 1530, en op den Augsburgschen Godsdienstvrede in 1555. Voorts wisselen proza en poëzij elkander af. Tot het eerste behoort nog: ‘Het Evang.-Luthersch Zendingshuis te Leipzig’, door l.; ‘Luther's Begrafenis’, door Mr. j. bakker korff; ‘Een woord over philip melanthon’. Een stukje dat ons den te vroeg ontslapen p.j.v. dusseau kort en eenvoudig schetst, wordt gevolgd door een dichtstukje van des overledenen hand: ‘De Pelgrim in het Bosch’ getiteld. Beide zijn den herdachten waardig. ‘Luther treedt in het klooster’, door l., dat door een plaatje wordt vergezeld; ‘luther's verklaring te Worms, 18 April 1521 (naar gelzer)’; en ten laatste: ‘Paulus en luther’, door Ds. g.h. sesbrugger. De lezer ziet hieruit dat de Almanak niet zonder reden zijnen Lutherschen naam draagt. - In poëzij vinden wij het eerst een gedicht ‘Bij het Graf van den Wel-Eerwaarden ZeerGel. Heer g.h.g. lagers, 27 December 1854, door n.n..’ Wij zouden wel gewenscht hebben hierbij ook het naamvers op denzelfden, mede aan zijn graf voorgelezen, en het gedicht van des afgestorvenen vriend den Pred. kramer te vinden: dat eene en andere zou zeker geheel hebben uitgemaakt.
Fred. wijsman, theophilus, barbiers, christiaan v.e., o.d., sesbrugger, viehoff, johannes hilman, a.j.g.s., lublink weddik, meppen, gerdes, decker zimmerman, withuys, en j. hebben ditmaal bijdragen in poëzij geleverd, waaronder de ‘Engelen-hoede’, van withuys, wat den vorm betreft, eene eerste plaats bekleedt. Ook de ‘Hiskia’, van weddik, en de ‘Zegenrijkste vond’, door meppen (de Bijbel door luther gevonden); ‘De schoolknaap’ (dat luther, zingende zijn brood bedelende, ons voorstelt); wijsman's ‘Weduwe in den tempel’, en anderen zijn hunne plaats waardig. Ook de ‘Winterbloemen’ van barbiers. ‘Één ding is noodig’, door a.j.g.s., is een gemoedelijk stukje. ‘Aan luther’, door g.h. sesbrugger, op den 31sten October, geeft een kort overzigt van 't geen wij aan luther's verschijning en werk hebben te danken. Joh. hilman heeft in zijn ‘Bijbel’ en ‘Natuur’ getoond dat hij den hoofdregel der poëzij - de schoonste denkbeelden in den edelsten vorm te hullen - niet altijd volgt. Decker zimmerman had niets te geven dan zijn ‘Vriendschapsbede en groet’; dat is wel weinig, maar toch uit een goed hart. Schimsheimer geeft ‘Eene herinnering aan maarten luther, op den Hervormingsdag, 31 October 1855’, waarin ‘den man van eenvoud en van kracht’, zoo als hij luther te regt noemt, wèlverdiende hulde wordt gebragt. Het ‘Onze Vader!’, naar luther, door barbiers;
‘Hiernamaals’, door gerdes, en ‘Beden’, door o.d., besluiten het boekje.