Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1855
(1855)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Mengelwerk.De Zwarte Zee.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
van welke die van Kirkinit (de Carcinitus Sinus der Ouden), tusschen de N.W. kust van de Krim en de tegenoverliggende kust van Zuid-Rusland, die zich Oostwaarts uitstrekt tot de landengte van Perekop, de voornaamste is - zijn weinig in getal en maar van middelmatige grootte. De kust der Zwarte Zee is echter ver van lijnregt te zijn, want kleine baaijen en kreken doen zich op korte afstanden in menigte voor. De Straten der Zwarte Zee zijn vooral merkwaardig; zij breken bijna het land niet af; want de Straat van Jenikale is maar twee Eng. mijlen wijd, en die van Constantinopel nog geene 1½ Eng. mijl. De waterdiepte in de Zwarte Zee is veranderlijk; maar de veranderingen schijnen zeer regelmatig te zijn, daar zij meestal in verhouding staan tot de meerdere of mindere nabijheid des lands; zoodat zelfs op vele plaatsen, vooral van de monden des Donaus af, de afstand op zee van de kust door middel van het dieplood gevonden kan worden: dit zal doorgaans geene 800 Ned. el verschil geven. De diepte in de Straat van Jenikale, op hare smalste breedte, is maar 11 voet, en op de diepste plaatsen slechts 22 voet. Ook heeft men bevonden dat de zee-zelve, in de nabijheid der zeeëngte, eene gewone diepte heeft van 4 vadem, die echter spoedig tot 20 en meer toeneemt; aan den ingang der Straat van Constantinopel is zij 48 vadem. Dezelfde diepte vindt men aan de Westzijde, op weinig afstands van de kust, tot aan de monden van den Donau; doch in de opene zee, tusschen den Bosporus en de Krim, heeft men op 100, 120, 140, ja, soms 160 vadem geen grond gevonden. Langs de Zuidzijde, van Constantinopel tot Sinope, is de zee tamelijk diep; van daar af slechts is het bekend dat de schepen van allerlei diepgang hare wateren aan de O. zijde bevaren kunnen; de N.O. zijde, tusschen de rivieren Phasis en Kuban, moet nog als onbekend worden beschouwdGa naar voetnoot(1). Ten N.O., O., Z. en Z.W. wordt de Zwarte Zee ingesloten door hooge bergen, die hare oevers naderen; ten W. nadert die het Karpathische gebergte tot op omtrent 37 mijlen. Naar het N.W. en N. ligt zij open, tegenover de groote | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Europesche vlakte, die Rusland, Polen, Pruissen, Noord-Duitschland, Nederland en Denemarken insluit. Niet één berg of heuvel verheft zich daar nabij haar bed; uitgenomen de kleine keten in het Z. van de Krim. Men zou ligt kunnen denken dat, in overeenstemming met zulk eene vorming, haar bekken of stroomgebiedGa naar voetnoot(1) slechts zou bestaan in de landen langs hare N.W. en W. zijden. Dit is echter niet zoo. Hare N.O. oevers zijn wel naauw ingesloten door den Kaukasus, en ontvangen alleen de stroomen die hun korten loop van de W. helling van dit gebergte hebben; maar aan de Z. en Z.O. zijde is de aanvoer van water, door Klein-Azië, niet gering; vermits verscheidene aanzienlijke rivieren aldaar hare uitwatering hebben. Het stroomgebied der Zwarte Zee strekt zich aan die zijde van omtrent 9 tot omtrent 56 mijlen uit; maar dadelijk ten N. van den Kaukasus rekent men 't op 84 mijlen; wijl de zee, door de Kuban, bijna al de wateren ontvangt, die van de N. zijde van den Kaukasus afstroomen, en, door velerlei andere kanalen, ook het grootste gedeelte der wateren van de lage en moerassige landen aan de Kaspische Zee. Aan hare N. zijde ontvangt zij de wateren van eenige der voornaamste stroomen van Europa, tot op eenen afstand van ruim 150 mijlen van hare oevers af, zoo als de Don, de Dniester en de Dnieper. De Don valt wel in de Zee van Azof, maar deze is, natuurkundig beschouwd, een gedeelte van de Zwarte Zee. Vooral strekt zich het voornaamste deel van haar stroomgebied naar het W. uit. Wij zeiden reeds dat aan dien kant de Karpathen tot op betrekkelijk geringen afstand haren oever naderen; maar toch brengt haar de Donau, door het gebergte bij Orsona gedrongen, al de overvloedige wateren van de O. en N.O. helling der Alpen, der Z. en gedeeltelijk der N.O. hellingen van de Karpathen, der Z. van de Sudeten en der N. van den Balkan; met andere woorden: al het water van N. Turkijë, en der Oostenrijksche Staten (uitgenomen Bohemen en Lombardije) met een groot deel van die van Beijeren en Wurtemberg. Deze landen strekken zich bijna 220 mijlen ten W. van de Zwarte Zee uit; hunne oppervlakte bedraagt meer dan een | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
elfde deel van die van Europa, en het stroomende water is bijna een achtste van al het Europesche. Het stroomgebied der Zwarte Zee is wel het grootste van Europa, en daarbij vindt men nergens eene gelijke uitgestrektheid lands die zoo sterk van water voorzien is. Er zijn, natuurlijkerwijze, geene watergetijden in deze binnenzee; maar door het vele water dat zij ontvangt, zijn de stroomen er merkbaar, sterk en regelmatig; slechts weinig verandering is daarin door de winden en andere omstandigheden bij de monden der rivieren. Over het geheel genomen is de rigting dier stroomen van alle kanten naar de Straat van Constantinopel, in welke een zeer bestendige stroom gaat naar de Zee van Marmora. Hier worden de stroomen altijd minder regelmatig door de oneffenheden der kust en de weinige breedte van het vaarwater. Het water der Zwarte Zee schijnt meer zout te bevatten dan men onder dusdanige omstandigheden zou vermoeden. Men heeft opgemerkt dat de voortdurende werking van de St. Laurens-rivier op de Noord-Amerikaansche meren, in staat is geweest om hunne wateren zoet en helder te maken; maar geene mindere werking heeft even lang op de Zwarte Zee invloed gehad, en hoewel de Zee van Azof daardoor zekere mate van drinkbaarheid bekomen heeft, verzekert men toch dat de Zwarte Zee slechts een zevende minder zout is dan de Atlantische Oceaan, en zelfs een tiende zouter dan de Oostzee. Indien deze opgave juist is, zal die bijzonderheid waarschijnlijk moeten toegeschreven worden aan de zoute natuur der zeebedding. De Noordkust daarbij is bijkans eene enkele zoutvlakte, en de talrijke meren in deze steppen worden door den invloed der zomerzon bedekt met eene dikke witte korst van dat mineraal, volmaakt gekristalliseerd, met het voorkomen en bijna de sterkte van ijs. Het is toch niet waarschijnlijk dat deze eigenschap van den grond juist tot aan het strand zou voortduren en dan plotseling ophouden; terwijl, in het tegenovergestelde geval, wanneer zij, namelijk, tot op eenigen afstand voortduurt, noodwendig daardoor in eene groote mate de aanvoer van zoet water opgewogen moet worden. Tot nu toe echter is nog zeer weinig met zekerheid bekend van de chemische zamenstelling der Zwarte Zee. De Russische waarnemingen bepalen zich tot de N. kust; de weinige Fran- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
sche en Engelsche reizigers, door welke hare oppervlakte bevaren is, hebben zulke waarnemingen óók, doch maar gedeeltelijk en in der haast gedaan, en de waarnemingen der Turken leveren niets bruikbaars op. Een wetenschappelijk overzigt van deze Zee is nog niet geleverd, en tot heden was Rusland de eenige magt van Europa van wie men deze dienst kon erlangen. Ondertusschen zijn reeds vele oude vooroordeelen ten haren opzigte verdwenen, en de Zwarte Zee wordt niet meer beschouwd als het duistere en akelige rijk van stormen, gevaren en schipbreuken. Dat zij ooit ingang hebben kunnen vinden is merkwaardig: maar zij heerschten in oude en in nieuwe tijden. Tournefort was de eerste die trachtte ze te doen verdwijnen, door de zaken voor te stellen zoo als hij ze vond, en niet zoo als zij waren verdicht geworden. ‘Wat de Ouden ook gezegd mogen hebben’ - aldus spreekt deze geleerde reiziger - ‘de Zwarte Zee heeft niets zwarts, behalve haren naam; de winden blazen er met niet meerdere woede, en de stormen zijn er niet menigvuldiger dan op andere zeeën. Men moet die buitensporigheden aan de oude dichters, vooral aan het verdriet van ovidius, vergeven. Het zand der Zwarte Zee is van dezelfde kleur als dat der Witte Zee, en haar water is even helder; in één woord: zoo de kusten dezer Zee, die voor zoo gevaarlijk doorgaan, van verre een zoo somber aanzien hebben, dan ontstaat dit door de bosschen die deze kusten bedekken, of door de groote verwijdering, welke haar zwart doen schijnen. De lucht was er zoo schoon en helder gedurende onze geheele reis, dat wij ons niet onthouden kunnen van valerius flaccus, den vermaarden Latijnschen Dichter, te wederspreken, daar hij zegt dat de lucht boven de Zwarte Zee altijd mistig is, en dat men er nooit een regt fraai weêr heeft.’ Daartegen zou men kunnen aanvoeren dat de meest heerschende wind van de Zwarte Zee de N.O. wind is, en dat deze over een groot en moerassig land waait, en, met dampen beladen, die tegen het hooge land langs de O., Z. en Z.W. kusten blijven hangen, menigmaal eene zware mist veroorzaakt, zoodat door deze mist, en de vallende sneeuw, de zeelieden in den winter buiten staat zijn om de voorwerpen op eene kabelslengte van hun schip te onderscheiden. Maar door | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
deze moeijelijkheid wordt zelden een ongeluk veroorzaakt, want de diepte is altijd voldoende om bij te leggen, zonder gevaar van op eene rots of zandbank te stooten; en bij de minste opklaring komen meestal bakens van de beste soort in het gezigt, die op 4, ja, ten deele op 12 mijlen afstands gezien worden. De meer ingeslotene watervlakte veroorzaakt ook somtijds een korten en moeijelijken golfslag, die naar eene branding gelijkt, maar ook niet gevaarlijk is; en de stormen, waaraan de Zwarte Zee niet meer dan andere zeeën is blootgesteld, duren er niet lang. Als zij aanhouden, dan is zeker de oppervlakte zeer sterk bewogen, en hebben er ongelukken plaats; maar het zou moeijelijk zijn eenige zee van beperkte oppervlakte aan te wijzen, waar zij onder gelijke omstandigheden niet zouden voorvallen. - Het N.W. strand is laag en zandig; bij den ingang van de Straat van Constantinopel is eene zandbank van ruim eene halve mijl lengte, en bij de kusten van de Krim liggen twee rotsen, bijkans aan het strand. Er is eene opening, Yalan Bokar (valsche mond) genaamd, ten N. van de Straat van Constantinopel, die veel op deze gelijkt, doch gemakkelijk door de kenteekens aan het strand, als die in het gezigt zijn, is te onderscheiden. Slecht bevaren stuurlieden brengen hunne schepen vaak dezen mond in, en daar hij op een laag en gevaarlijk strand loopt, zijn de gevolgen daarvan meestal noodlottig. De Zwarte Zee is vrij van rotsen en banken; slechts twee eilanden zijn er op hare geheele oppervlakte: het Slangen-eiland, bij den mond van den Donau, en Kerpé of Carpah, bij de kust van Klein-Azië. De vaart is er bij gevolg zoo open mogelijk, en zelfs in den ergsten storm heeft men er geen gebrek aan zeeruimte. De grootste schepen kunnen tot digt bij hare oevers komen; de ankergronden zijn goed en houden wel, en verscheidene harer havens zijn uitmuntend. Ten slotte mag de Zwarte Zee beschreven worden als eene heldere opene zee, welker bevaring voor bekwame zeelieden zoo gemakkelijk mogelijk is, en die haren slechten naam alleen te wijten heeft aan den minder goeden bouw der schepen, aan gebrek aan kaarten of kompassen, en aan de buitengewone onbedrevenheid der zeelieden die haar tot de latere tijden bevaren hebben. Van de vijftiende tot het laatste der achttiende eeuw verbanden de Tur- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ken alle andere volkeren van hare oppervlakte. Eindelijk zijn de Russen tot hare oevers doorgedrongen, en in 1799 werd zij gedeeltelijk voor de overige Europesche handelaars geopend. Reeds vroeger waren daartoe door Engeland onder Koningin elizabeth, jacobus I, karel I, enz. (Tractaat van Adrianopel, Sept. 1675) pogingen aangewend; maar zij schijnen weinig uitgewerkt te hebben, en eerst sedert het begin van de tegenwoordige eeuw is zij bekend en door zeevarenden geschat geworden. De voornaamste liniën op de Zwarte Zee worden in lengte aldus opgegeven: van Constantinopel tot Sinope 39; tot Sebastopol 60; tot Odessa 70; tot den Sulina-mond (Donau) 51; tot Varna 28 Duitsche mijlen. Van Sinope tot Trebisonde 48, en tot Botum 56, en van Sebastopol tot Odessa 35, en tot de Straat van Jenikale 40 zulke mijlen. Het klimaat der Zwarte Zee en der omliggende streken is aan groote veranderingen onderworpen, en gemiddeld ruwer dan de breedte dit wel zou doen vermoeden. Dit kan vooral toegeschreven worden aan het gebrek aan beschutting ten N. De winden uit de Poolstreken bereiken onvermengd hare oevers en waaijen over hare vlakte, zonder eenigen invloed te hebben ondervonden, behalve dien van de groote vlakten, waarover zij heenkomen. De Z. winden zijn er minder talrijk dan de N. winden, en eer zij de Zwarte Zee bereiken, moeten zij over de sneeuwtoppen van het Taurus-gebergte gaan, en daar aanmerkelijk afgekoeld worden. Zelfs is aan de Z. kust, in de maand Mei, de N. wind dikwijls heerschende. De N. baaijen en golven zijn somtijds hard genoeg bevroren om den overtogt van troepen te gedoogen; en strabo zegt reeds (Lib. VII) dat de soldaten van mithridates die van den Taurischen Chersonesus (de Krim) in den winter aanvielen op een gedeelte van den Bosporus waar in den voorgaanden zomer een zeestrijd had plaats gehad. In 1065 werd de breedte der zeeengte op het ijs gemeten (Pallas II, 300); een dusdanige graad van koude is er gedurende eenige winters ook in de tegenwoordige eeuw waargenomen, en hoewel zulk eene buitengewone gestrengheid niet algemeen is, moet de scheepvaart toch gewoonlijk gedurende het strenge jaargetijde op de Zee van Azof en langs de N. zijde der Zwarte Zee eenigzins gestremd blijven. Daarentegen zijn de zomers er gewoonlijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
zeer heet. De thermometer wijst in de schaduw dikwijls 98o, 100o, ja, zelfs 102o fahrenheit aan. Dat verschilt evenwel menigmalen op éénen dag, zoo wel des zomers als des winters, tusschen 22o en 27o; en in den winter deelt de barometer veelal in die onbestendigheid, maar hij is veel bestendiger in den zomer. Onweders zijn er zeldzaam, doch verschrikkelijk; daar zij vaak met verwoestende hagelbuijen en waterhozen gepaard gaan. Het klimaat wordt in den herfst nog al ongezond; vele koortsen heerschen er dan. De plaag der Mahomedaansche landen, de pest, is meer of min gemeen langs de kusten, maar door de achteloosheid der bewoners, en niet door het klimaat. De Zwarte Zee is vol rob, bruinvisch, steur, dolfijn, makreel, barbul (harder), brasem en andere visschen. Er wordt echter langs de kusten maar weinig werk van de vischvangst gemaakt, hoewel zij goede winsten oplevert waar zij gedreven wordt. Sommige Schrijvers beweren dat de Zwarte Zee weleer uitgebreider is geweest dan tegenwoordig; anderen zijn het daar niet mede eens. Bij de Ouden was het een algemeen heerschend gevoelen, dat zij vroeger van de Middellandsche gescheiden was, en dat de Thracische Bosporus ontstaan was door eene groote omwenteling in de Natuur, of door den vloed van deukalion. Aristoteles meent zelfs dat dit voorval niet lang vóór den tijd van homerus moet gesteld worden (1000 jaren vóór j.c.). Men mag aannemen dat de bewoners der landen langs de Zwarte Zee geen levendig aandenken aan zulk een voorval zouden behouden hebben als 't niet gebeurd ware. Voegen wij er bij dat geologische verschijnselen de vooronderstelling, dat de Zwarte Zee niet altijd met de Middellandsche verbonden is geweest, krachtig versterken. Ook hebben niet alleen de historieschrijvers en natuuronderzoekers, maar ook de dichters, die het algemeene volksgeloof voorstelden, van zulk eene omwenteling gewag gemaakt (lucan., VI, 5). Het bestond, in één woord, bij alle rangen en standen. Maar, hetzij dat deze Zee ingesloten geweest zij of niet, dit is zeker, dat haar watervlak aanmerkelijk hooger dan het tegenwoordige moet geweest zijn. Ten bewijze daarvan strekken de menigvuldige zoute meren en moerassen in het vlakke land langs hare Noordelijke oevers. Het is inderdaad klaarblijke- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
lijk, dat eene betrekkelijk geringe rijzing in staat zoude zijn om het grootste deel van Z. Rusland te overstroomen, hetwelk bijna geheel, behalve de bergen in de Krim, duidelijke kenteekenen draagt van eerst sedert eenen betrekkelijk korten tijd droog geworden te zijn, en het geheele voorkomen van de N. kust is dat van een vroeger met water bedekt land niet alleen, maar ook van een gedurig teruggetreden bed der Zee. Polybius stelt dat de Zwarte Zee langzamerhand vermindert, en geeft eenige schijnbaar goede redenen voor zijne stelling. Hij zal toch mis gezien hebben; de verandering in de uitgestrektheid dezer Zee schijnt eer plaats gehad te hebben ten tijde van de opening van den Thracischen Bosporus. Sedert den tijd van polybius is er toch geene verandering in haren vorm ontstaan; maar dat zij meer open geworden is, blijkt daaruit dat eene bank, door hem Stethe genoemd, aan den mond des Donaus, toen meer dan 20 mijlen lang, nu is verdwenen, en daaraan dat de Cyaneanische eilanden, aan den mond van den Bosporus, zoo beroemd in den togt der Argonauten, nu niet meer zijn dan onbeduidende voortzettingen van de wederzijdsche oevers. Het is verder ook niet waarschijnlijk dat er eenige aanmerkelijke verandering zal plaats hebben, behalve door eene algeheele omwenteling. De oppervlakte der Zwarte Zee is een weinig, maar ook zeer weinig hooger dan het vlak der Middellandsche Zee, zoo als dit blijkt door den altoosdurenden stroom in de Straat van Constantinopel, - een gevolg van hare naauwte, en van de rivieren, die meer water in de Zee brengen, dan er door uitdamping uit opgetrokken wordt. Niettegenstaande al de ijselijkheden door de Grieksche dichters omtrent deze Zee levendig gehouden, zijn hare oevers even beroemd in hunne ware als in hunne verdichte geschiedenis. Colchis, de Tempel van de zon, en het tooneel van den togt der Argonauten waren op hare O. kust; het Cimmerische land van eeuwigdurende duisternis was oorspronkelijk op hare N. zijde; de Lydiërs, Perzen en de Byzantijnsche magt, en de heldendaden van mithridates hebben hare Z. en Z.W. oevers beroemd gemaakt. In een vroeger tijdperk waren vele Grieksche Koloniën aan hare oevers gevestigd. Haar handdel werd steeds als van het hoogste belang geacht; Athene had van daar haren voornaamsten toevoer van koren, en van be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
noodigdheden voor de zeevaart, en zij leverde aan Griekenland en Rome de meest gezochte slaven. Ovidius stierf aan hare oevers in ballingschap; hetzij dan bij den Donau of bij den Dnieper. Van den tijd van constantijn den Groote tot de vijftiende eeuw vormde zij het middelpunt van de Romeinsch-Grieksche wereld, en gedurende dat tijdvak, ten minste voor een deel daarvan, werd de handel op Indië dáár gedreven. Venetianen en Genuezen waren de geleiders van dien handel. Spoedig na den val van Constantinopel, in 1453, werd die staat van zaken veranderd; alleen Turksche schepen konden haar bevaren, en het duurde tot 1774 eer de Russische adelaar zich over hare wateren bewoog. Wat er sedert van werd, is bekend; Ruslands magt is op de Zwarte Zee groot geworden. Hare oevers zijn wederom voor een goed deel de voorraadschuren van Europa, en het belang dezer Zee wordt door de Europesche magten zoo wel ingezien, dat Ruslands overmagt aan die zijde als een dreigend verschijnsel in Europa beschouwd wordt, hetwelk 't staatkundig evenwigt in ons werelddeel verbreken zoude. In verband met het groote vraagstuk van den dag is 't bestuderen dezer wateren belangrijk, en daarom willen wij nu ook nog een blik slaan op de landen die haar omringen. Welligt zal de gang der wereldgebeurtenissen ons verder aanleiding geven om den O. oever als den merkwaardigsten te beschouwen, en dan rigten wij ons meer bepaald naar de Kaukasische landen, die ons naar Indië henen voeren. De oude naam was, zoo wij reeds zeiden, Pontus Euxinus; haar tegenwoordige Turksche naam is Caca DenisiGa naar voetnoot(1), en de Russische is Czorno More; beiden zijn woordelijke vertalingen van de Zwarte Zee. Wij schepen ons te Constantinopel in, en na de Straat van dien naam uitgezeild te zijn, waaraan wij nog ter regterzijde het fort Anadoli en aan de Europesche zijde het fort Rumeli bemerken, komen wij, zonder gevaar, in de Zwarte Zee, gaan het Westelijke der oude Cyaneanische eilanden (zie boven) voorbij, en vervolgen onze vaart langs de O. kust van Turkijë, en wel langs de Provinciën Romelië, Bulgarië en Do- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
brudscha, tot aan de monden van den Donau. Langs het eerste gedeelte dezer kust komen ons de toppen van den Kleinen Balkan, eene Zuidelijke vertakking van het hoofdgebergte, in het gezigt, daar zij van Constantinopel tot de Golf van Bourgan bijna de kust volgen; van daar verwijderen zij zich meer Westwaarts, maar bij de grenzen van de Donau-Vorstendommen komen zij weder digt bij het strand, zoodat zij eenige mijlen ten N. van deze Golf, bij Kaap Emineh, slechts eenen engen doortogt langs het strand overlaten. Daar deze bergketenen het geheele Noordelijke en Oostelijke deel van Romelië, en dus Adrianopel en Constantinopel beschermen, is deze doortogt van het hoogste gewigt. De reeds genoemde Golf van Bourgan, op omtrent 42o N. Breedte, is merkwaardig als goede haven, waar op vele plaatsen tot 12 vadem water staat; de stad Bourgan, aan deze Golf gelegen, is eene der netste steden van Turkijë, telt ongeveer 6,000 inwoners, en ligt op een tamelijk verheven voorgebergte. Bij deze stad is eene eitadel, en zij drijft vrij sterken handel in de voortbrengselen van het land. Er zijn ook merkwaardige fabrijken van eene soort van Turksche pijpen, vervaardigd uit eene fijne soort van klei, in de nabijheid der stad te vinden. Midia, Inadi, bij de Kaap van dien naam, en Zizebol, ten N. van Kaap Saitan, liggen tusschen den Bosporus en de Golf van Bourgan. Onze vaart N. waarts voortzettende, komen wij te Missiouri, vervolgens voorbij den mond der Kamtschik, eene niet onbelangrijke rivier, en verder te Varna, eene sterke stad en zeehaven in Bulgarië, aan den mond der Pravadi, met omtrent 16,000 inwoners. Hare vestingwerken zijn sedert den oorlog van 1829, toen zij door de Russen werd ingenomen, zeer versterkt en uitgebreid. Varna behoort tot de merkwaardigste uitvoerhavens der Zwarte Zee; vooral wordt van daar sedert de laatste twintig jaren eene aanzienlijke hoeveelheid koren naar verscheidene plaatsen in de Levant verzonden; zelfs Engeland trekt er veel van daan; in 1847 voerde zij, volgens Engelsche opgaven, 377,500 qrs.Ga naar voetnoot(1) koren uit. Om deze stad nog belangrijker te doen worden, zoude de verbetering in de gemeenschap met het binnenland noodzakelijk zijn. Hoogerop zien wij het Fort en de Kaap Gulgrad, verder Mangolia en | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Kostendje in Dobrudscha. Deze laatste stad, in den tegenwoordigen oorlog meer algemeen genoemd geworden, wordt ook wel Kostendil of Ghinstendil genoemd; zij heeft, volgens stein, 8,000 inwoners, en ligt op de helling van het Karasugebergte, op weinig afstands van den regteroever der Strouma of Strymon, en heeft geene onaanzienlijke versterkingen. Er zijn zwavelbaden, en de omstreken leveren ijzer en zilver op. Nadat wij Kara-Kherman of Kara-Arman voorbijgezeild zijn, zien wij het Slangen-eiland, vóór wij aan de monden des Donaus komen. Daar is ook het zoogenoemde Meer Ramsin, dat veeleer als eene baai of inham der Zwarte Zee mag beschouwd worden, en in verband staat met de monden van den Donau. Deze behooren natuurlijk tot de merkwaardigste punten. Omtrent 11 mijlen van de Zwarte Zee af verdeelt deze rivier zich in drie hoofdarmen (de kleinere niet medegerekend). De Zuidelijke vormt, in verbinding met vele mindere takken, het genoemde meer, dat met de Zwarte Zee in gemeenschap is. De Delta van den Donau is een groot, moerassig, vlak land, vol meertjes, met waterplanten bedekt, en het verblijf van eene ontelbare menigte watervogels. De voornaamste N. arm van den Donau (de Kilia geheeten), en de Z. (de Edrillis), welke de grenzen tusschen het Russische en het Turksche gebied kunnen genoemd worden, zijn ondiep en van weinig beteekenis; maar de middelste mond, de Sulina, heeft eenen waterstand van 10 tot 12 voet. Men verhaalt evenwel dat deze diepte gedurig vermindert door aanslibbing, veroorzaakt door den afvoer van slijk van boven; de stroom is hier niet sterk genoeg om het mede te voeren, daar de val der rivier, van omtrent 45 mijlen stroomopwaarts, gedurig minder wordt. Deze omstandigheid en de strijd die gedurig tusschen Rusland en Turkijë blijft bestaan over het meesterschap dezer uitwatering, zouden kunnen aansporen tot het vormen eener onderneming, waardoor beide zwarigheden konden vermeden worden. Bij de stad Rassova is de Donau tot op eenen geringen afstand de zee genaderd, en moet daarna nog eenen bogt maken, zoodat hij eerst N. waarts en dan wederom O. waarts zich rigt. Van Rassova tot Kostendje zou een Kanaal kunnen gegraven worden, om de moeijelijke vaart te vermijden niet alleen, maar ook éénen dag te winnen. Dat Kanaal zou niet zoo lang zijn als het Groote Noord-Hollandsche Kanaal, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
en zeker voor geheel Europa belangrijk. De Donau toch is in verband met geheel Midden-Europa en door het Ludwigs-Kanaal met den Mein en den Rijn en dus met de Noordzee in verbindtenis. Eene onbelemmerde vaart van Amsterdam en Rotterdam tot aan de Zwarte Zee kon hiermede verzekerd worden. Wanneer wij de monden van den Donau verlaten, komen wij aan de Z. kust van Rusland - de geaardheid van dat land hebben wij reeds aangegeven; wij vervolgen onze vaart langs de kust van Bessarabië, en zullen spoedig aan den mond des Dniesters gekomen zijn. Deze rivier, de Tyras of Danaster der Ouden, heeft haren oorsprong in het Karpathisch gebergte in Gallicië, en vormt de O. grens van Bessarabië; zij valt in de Zwarte Zee tusschen Ovidiopol en Akjerman. Zij heeft geene merkwaardige nevenrivieren, en door hare geringe diepte en groote snelheid is zij van weinig nut voor de scheepvaart; alleen in de lente en in den herfst is zij bevaarbaar. Betreffende de stad Akjerman hebben wij reeds elders eenige bijzonderheden medegedeeld. Wij bezoeken vervolgens het Gouvernement Nikolaï of het land van Kherson, waarin wij de Bug of Bog en den Dnieper ontmoeten. Aan deze eerste rivier, welke zich met den Dnieper, digt bij diens uitwatering vereenigt, ligt de stad Nikolaï of Nikolaef, op het punt waar de Bog zich met den Ingul vereenigt. Deze stad is nog zeer jeugdig; in 1790 werd zij gesticht, en was bestemd om de groote stapelplaats der Russische marine in de Zwarte Zee te worden. Zij is eene bij uitstek fraai gebouwde stad, met vele aanzienlijke gebouwen en publieke inrigtingen en omtrent 8,000 inwoners. Zij had haren oorsprong voornamelijk aan de rivier te danken, die diep genoeg is om de grootste schepen haar te doen naderen. Er zijn groote dokken en uitgestrekte scheepstimmerwerven. En toch is Nikolaï niet, zoo als de stichter hoopte, eene handelplaats van den eersten rang geworden; integendeel is zij in de latere jaren eer achteruitgegaan. Men schrijft dit vooral toe aan het gebrek aan goed water en aan de schaarschte van hout, daar er hier geene bosschen in de nabijheid zijn; gedeeltelijk ook aan hare haven, die, hoewel beter dan die van Kherson, niet te vergelijken is bij die van Sebastopol, waar nu een groot gedeelte der vloot gestationeerd is; en gedeeltelijk nog aan den | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
grooten vooruitgang van Odessa als handelsplaats: deze laatste oorzaak kan wel de voorname zijn. - Wij zijn nu de laatstgenoemde stad, Odessa, reeds voorbijgezeild; maar zij is te belangrijk om niet eenige bijzonderheden haar betreffende, aan te stippen. De opkomst van deze voorname stapelplaats aan de Zwarte Zee is inderdaad buitengewoon. In 1792 werd zij, na den vrede van Jassy, op bevel van Keizerin catharina, gesticht. In 1847 telde zij reeds meer dan 70,000 inwoners. Zij is, even als de meeste nieuwe Russische steden, op eene groote schaal gebouwd, en wordt gedurig verbeterd. Het grootste gebrek dat zij heeft is dat aan goed water; hierin wordt echter voorzien door een Kanaal, hetwelk haar genoegzamen voorraad daarvan verschaft. Hare haven, die geheel door de kunst gevormd is, kan 200 groote schepen bevatten. De korenpakhuizen behooren tot de voornaamste gebouwen. De stad wordt verdedigd aan de zeezijde door batterijen, en aan de landzijde door eene citadel, die stad en haven bestrijkt. Zij bezit zeer vele inrigtingen voor hooger en lager onderwijs, handel- en zeevaart-scholen, vele schoone kerken en andere zaken van algemeen nut. Bijna geene stad van Europa heeft eene zoo gemengde bevolking als Odessa: Russen, Grieken, Joden, Polen, Italianen, Duitschers, Franschen, enz. vindt men er. In 1817 werd zij door eene Ukase voor den tijd van dertig jaren tot vrijhaven verklaard. Het was sedert dien tijd dat zij haren handel zoo zeer zag vergrooten, en de stapelplaats werd van het grootste gedeelte der voortbrengselen van Zuid-Rusland, en daardoor ook de voorname invoerplaats van buitenlandsche producten voor de consumptie van het rijk. Het voornaamste artikel is de tarwe. Volgens eene juiste opgave heeft zij in de volgende jaren de nevenstaande hoeveelheden tarwe in- en uitgevoerd.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
In het jaar 1847 werd de waarde van het uitgevoerde koren op niet minder dan 48,000,000 gulden berekend. De handel van Odessa in andere artikelen, hoewel niet zoo groot, is toch ook aanmerkelijk. Wij hebben eene gespecificeerde opgave van het jaar 1847, en bevinden daar, dat het bedrag van uitvoer voor granen, was, wol, huiden, talk, ijzer, hout, touwwerk, manufacturen, enz., niet minder dan 68,390,088 gulden geweest is. Het gezegde is voldoende om aan te toonen welk belang geheel Europa heeft bij eenen oorlog, waardoor ook Odessa, eene zijner voedsters, met ondergang en vernietiging wordt bedreigd. Aan den mond des Dniepers, de Borysthenes der Ouden, ligt de havenstad Kherson, met omtrent 25,000 inwoners. Vroeger was zij aanzienlijker, maar door de opkomst van Odessa heeft zij veel verloren. Haar mindere bloei moet ook toegeschreven worden aan de geringe diepte van den Dniester en aan de watervallen tusschen Ekaterinoslaf en Alexandrofsk, waardoor gedurende een groot gedeelte van het jaar de stroom niet bevaarbaar is. Van den Dnieper onze vaart voortzettende, komen wij door de Golf van Kirkinit aan het Schiereiland de Krim. Van dit gedeelte der Zwarte Zee-landen, waarheen thans geheel Europa den blik gerigt heeft, willen wij eene korte beschrijving geven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De Krim (de Chersonesus Taurica der Ouden) behoort tot het Gouvernement Taurië, en is aan het vasteland verbonden door de zeer smalle landengte van Perekop. Het heeft ten O. de Sivache of de Rot-zee, de Zee van Azof en de Straat van Jenikale, en is verder geheel door de Zwarte Zee omringd. Het aantal inwoners is niet juist bekend. De Krim wordt in twee zeer verschillende deelen gesplitst, waarvan het eene ten N. en het andere ten Z. van de Salghir, de voornaamste rivier van het Schiereiland, ligt. Het N. deel bestaat in eene groote vlakte, of steppen, zonder boomen, maar met uitmuntende weiden bedekt; behalve op die plaatsen waar heiden, zoutmeren of moerassen zijn. Het klimaat is daar alles behalve gezond: dampig en koud in den winter, en buitengewoon heet in den zomer; vooral aan den kant der Sivache. Het aanzien en het klimaat van het Z. deel zijn geheel anders. Daar is eene reeks van matig hooge bergen, schilderachtige bergengten, en de schoonste valleijen. De bergen strekken zich uit langs de Z. kust van Kaffa ten O., tot Balaclava ten W. De Tchadyadag, de hoogste bergtop, is 5,000 voet boven het vlak der zee gelegen, en andere bergtoppen zijn bijna even hoog. Het klimaat in de valleijen is zeer aangenaam, en tusschen de Zee en de bergen wordt het als overheerlijk beschreven. Behalve de gewone voortbrengselen, zoo als: koren, vlas, hennep en tabak, is er ook overvloed van druiven, olijven, vijgen, moerbeziën, granaat- en oranje-appels, enz. Dr. clarke noemt dit land een paradijs. Dit paradijs wordt evenwel in sommige gedeelten van het jaar door velerlei vergiftige insecten geteisterd, en in den herfst heerschen er in de bergen zelfs kwade koortsen. Het gebrek aan bevolking is oorzaak dat de Krim niet het tiende gedeelte opbrengt van hetgeen de grond daar leveren kan. Eens was het toch de voorraadschuur van Athene. De steppen voeden zeer groote kudden van schapen, paarden, enz. Sommige van de Nogaï-Tartaren moeten zelfs 50,000 schapen en 1,000 paarden bezitten; en de armsten bezitten er nog 100 en 10. Ook vindt men er kameelen, terwijl de paardenfokkerij er zeer veel schoone paarden levert, door het kruisen met Arabisch ras. De Tartaren, die het land bewonen, hebben, niettegenstaande zij hun zwervend leven hebben laten varen, nog geen grooten lust voor den akkerbouw betoond, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
en toch voert de Krim nog dikwijls tot 150,000 chetwerts koren uit. Het hoofdvoortbrengsel van dit land is zout, van de zoutmeren in de nabijheid van Perekop, Kaffa, Koslow en Kertsch. De zouthandel is er een monopolie van het Gouvernement. In 1838 leverden de onderscheidene zoutmeren ongeveer 15,000,000 pudGa naar voetnoot(1). De voornaamste steden zijn: Kertsch, Kaffa, Balaclava, Koslow of Eupatoria, Sebastopol, Baktchiseraï, de oude hoofdstad der Khans, en Simpheropol, de hoofdstad, niet alleen van de Krim, maar ook van het geheele Gouvernement Taurië. De inwoners zijn Tartaren, Russen, Grieken, Duitschers, Joden, Armeniërs en Heidens, die allen overeenkomstig hunne oude gewoonten leven. De Tartaren zijn onder 't Russisch gezag wel verminderd, maar toch nog het talrijkst. Zij bestaan 1o. uit Nogaï-Tartaren, die van het echte Mongoolsche bloed zijn, en in de dorpen leven; 2o. de Tartaren van de steppen, van minder vermengd bloed, en 3o. de Tuts, die zeer met Grieksch en Turksch bloed vermengd zijn, langs de Z. kust wonen, en door de anderen veracht worden. Zij zijn allen Mahomedaansch, en Simpheropol is de verblijfplaats van één der twee Mufti's in het Russische rijk. Hunne zeden en gewoonten zijn hoogst eenvoudig. - Betreffende de geschiedenis van de Krim vinden wij het volgende. Omtrent zes eeuwen vóór j.c. vestigden de Grieken hier reeds Koloniën. Het land kwam achtereenvolgens onder het gebied van mithridates, van de Romeinen, de Gothen, de Hunnen, enz. In 1237 maakten de Tartaren er zich meester van. Omtrent dien tijd werden de havens door Venetianen en Genuezen sterk bezocht; de laatsten herbouwden Kaffa of het oude Theodosia, en vestigden daar den hoofdzetel van hunne magt op de Zwarte Zee. In 1475 verjoeg Sultan mahomet II de Genuezen, maakte de Krim aan zich cijnsbaar, maar liet de regering aan de Khans of Vorsten des lands. Aldus bleef 't gedurende drie eeuwen, tot dat katharina II de onafhankelijkheid van de Krim eischte. Toen, in 1783, de Khan vrijwillig afstand deed, maakten de Russen zich met geweld meester van het land, dat hun in vollen eigendom werd afgestaan. De in bezit ne- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ming ging met wreedheden gepaard, waardoor vele Tartaren het land verlieten; maar gedurende de laatste dertig jaren heeft het Russische Gouvernement veel gedaan om den toestand der bewoners te verbeteren. De zoo even genoemde steden van de Krim verdienen, de eene meer, de andere minder, onze aandacht. De stad Kertsch, aan de W. zijde der Straat van Jenikale, is in lateren tijd veel verbeterd; zij heeft eene goede haven, is voor den handel zeer goed gelegen, en belooft eene voorname plaats van uitvoer voor de Krim te zullen worden. Het aantal inwoners wordt door hagemeister, in zijn werk over den handel der Zwarte Zee, op tusschen de 2,000 en 3,000 gesteld. Kaffa, waarschijnlijk het vroegere Theodosia, met ruim 7,000 inwoners, is in de geschiedenis van vroegere dagen beroemd, en daardoor meer bekend dan andere steden van de Krim. De stad heeft echter veel van hare oude welvaart verloren; vooral sedert de Russen haar ingenomen hebben, daar zij toen het grootste gedeelte der Tartaarsche bevolking zag verdwijnen. De uitmuntende ligging van Kertsch zal nu wel een voortdurende hinderpaal blijven voor den bloei van Kaffa. Balaclava, dat in de laatste dagen zeer veel genoemd wordt, is eene kleine zeeplaats aan den Z.W. uithoek van de Krim; op 44o 29′ N. Breedte en 33o 34′ 40″ O. Lengte van Greenwich. Er is eene wel kleine, maar toch uitmuntende haven, geheel door land omringd, en toch diep genoeg om de grootste schepen doortogt en veilige ligging te veroorloven. Eupatoria of Koslow, dat door de landing der gealliëerde troepen vermaard is geworden, is mede eene zeehaven aan de W. kust, op 45o 9′ N. Breedte en 33o 9′ 20″ O. Lengte. Hare bevolking wordt op nagenoeg 8,000 zielen gesteld. Er is een vrij uitgebreide handel in zout, tarwe, huiden, enz. - De huizen zijn er, op weinige na, allen in den Aziatischen stijl gebouwd. De ankerplaats vormt eene cirkelvormige baai; zij is zandig, en biedt geene schuilplaats aan voor de schepen tegen de Z. en O. winden. Sebastopol, Sevastopol of Aktiar zal wel, voor het tegenwoordige oogenblik, het merkwaardigste punt van de Krim zijn. En niet alleen voor het oogenblik heeft zij dit belang; want ze was reeds sedert jaren eene belangrijke zeehaven. Zij | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ligt aan eene van de schoonste baaijen der wereld, de Etenus, door strabo vermeld. De stad zelve ligt op eene vooruitstekende punt. De baai loopt O. waarts het land in, is ruim ééne mijl lang en heeft ruim een vijfde mijl in breedte. Er staat tot op geringen afstand van haar uiteinde, bij Inkerman, van 6 tot 8 vadem water. In dat gedeelte waar de stad gebouwd is, staat omstreeks 5 vadem water tot vlak aan het strand. Haar bodem bestaat uit klei en modder, en is geheel vrij van rotsen of banken. De verdedigingswerken van Sebastopol zijn uitmuntend en buitengewoon sterk; vooral zijn de forten aan beide zijden van den ingang der haven merkwaardig. De beschrijving dezer vestingwerken is reeds zoo veel malen herhaald geworden, dat wij naar de alom verspreide geschriften daaromtrent kunnen verwijzen. Handel wordt te Sebastopol niet gedreven; zij heeft haar geheele bestaan te danken aan de omstandigheid dat zij het aanzienlijkste Maritime Etablissement van Rusland aan de Zwarte Zee is geworden; het zou zelfs onmogelijk zijn het juiste aantal inwoners op te geven, daar dit vooral afhankelijk is van het verblijf van garnizoen en vlotelingen. Men moet erkennen dat deze plaats wel boven alle andere aan de Zwarte Zee geschikt was om het hoofdstation eener aanzienlijke zeemagt in het Z. te worden. De straten van Sebastopol zijn breed en regelmatig, elkander regtlijnig snijdende; de huizen zijn zeer geschikt en in den nieuwen Italiaanschen stijl gebouwd. Onder de voorname gebouwen telt men het admiraalsgebouw, het hospitaal, en de kazernen voor militairen en mariniers. De rotsen te Inkerman, in de nabijheid van Sebastopol, zijn op de vreemdste wijze uitgehouwen; men ziet daar allerlei merkwaardigheden: kapellen, kloosters, cellen, en andere uitholingen. De stad Simpheropol of Akmetchet, zoo als wij zeiden de hoofdstad van Taurië, heeft eene bevolking van ruim 4,000 zielen. Zij heeft eene schoone, doch niet zeer gezonde ligging aan de rivier de Salghir, en bestaat uit twee deelen: de nieuwe stad, door de Russen gebouwd, en de oude stad, geheel door de Tartaren bevolkt. De nieuwe stad is zeer regelmatig gebouwd, en heeft eene der fraaiste hoofdkerken van Rusland. De oude stad heeft geheel het voorkomen eener Aziatische stad. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer wij verder de Straat van Jenikale zijn doorgezeild, komen wij in de Zee van Azof. Deze Zee heeft op hare diepste plaatsen slechts 7 vadem water. Gedurende het heerschen der N.O. winden gebeurt het menigmalen dat het water op aanzienlijken afstand van het strand blijft; maar als de wind keert, komt het ook met des te grooter kracht weder opzetten. Daar de bodem der Zee meestal kleiachtig is, hebben de schepen, ook wanneer zij grond raken, weinig gevaar. Door het vele water dat de Don in haren boezem uitstort, is het water der Zee van Azof zeer weinig brak, ja, dikwijls op vrij verren afstand van Tangarok drinkbaar. Er is veel visch, waarvan dan ook ruim voordeel getrokken wordt. Gedurende den winter, van November tot Februarij, ook wel tot in Maart, is deze Zee met ijs bezet. De Golf van den Don is slechts van 11 tot 12 voet diep, en dus weinig geschikt voor de groote vaart. De grootste handel wordt daar op Tangarok gedreven. De omstreken van de Zee van Azof zijn het ware land der Kozakken, en onder hare voorname steden tellen wij: Mariopol, Tangarok en Azof. Te Tangarok, waar Keizer alexander I den 19den November 1825 overleed, wordt een aanzienlijke handel in granen gedreven. In 1847 werd de waarde der uitgevoerde tarwe op 12 millioen gulden geschat. Deze stad, die 16,000 inwoners telt, is echter op verre na niet zoo voordeelig gelegen als Odessa. Zij werd in 1698 door peter den Groote gesticht, vooral met het doel om Azof te vervangen, welks haven niet meer die geschiktheid scheen te hebben, waardoor zij vroeger beroemd was. Na peter I waren de Turken meester van deze stad; katharina II hechtte haar weder aan het Russische rijk. Azof, ten tijde dat de Genuezen op deze zeeën den grootsten handel dreven eene belangrijke stad, is nu niets meer dan eene onbeduidende plaats, met hoogstens 1,200 inwoners. De Kuban vormt de grens van het gebied der Zee van Azof, en wanneer wij den mond dezer rivier voorbijgezeild zijn, komen wij aan het Aziatisch gebied, hoewel sommige aardrijkskundigen Europeesch Rusland tot voorbij Anapa voortzetten. Anapa is eene niet onbelangrijke zeehaven, en eene meer belangrijke militaire stelling; het telt, behalve de militairen, 3,000 inwoners, of daaromtrent. De vesting werd in 1784 door de Turken aangelegd, in 1791 door de Russen ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
nomen, en in 1828 bepaald aan dezen afgestaan. De huizen dezer stad mogen bijna dien naam niet dragen, daar zij meestal op hutten gelijken, van klei en hout gebouwd. De bevolking is een mengsel van Circassiërs, Turken, Tartaren, Grieken, Joden, Armeniërs en Russen. Als Circassië eens tot rust komt, kan Anapa als handelplaats merkwaardig worden. De N.O. zijde der Zwarte Zee, die zich van Anapa tot voorbij Poti uitstrekt, mag met regt het bestreden grondgebied genoemd worden. De Kaukasische landen, sedert zoo vele jaren het tooneel van eenen hardnekkigen oorlog, verdienen eene meer uitvoerige beschrijving, dan ons bestek nu toelaat; wij vermelden hier slechts dat de verdeeling dezer landen langs de Zwarte Zee de volgende is: Circassië, waarin de havensteden Boulan en Mamaï liggen; Abchasië of Abasië, met Kotos en Soukhoumkale; Mingrelië, met Anaklia en Redoute-Kale; en Imeretië, met de hoofdstad Kutaïs of Koutaïs en Poti, aan de Zwarte Zee. Voorbij Imeretië komen wij weder aan het onbetwiste Turksche grondgebied. Wij zeilen achtereenvolgend langs het gebied van Trebisonde, van Roum of Siwas en van Anatolië. Deze vormen te zamen de Zuidelijke oeverlanden der Zwarte Zee. Verscheidene merkwaardige rivieren storten hare wateren hier uit, zoo als: de Tcharak in Trebisonde; de Djekil-Irmak en de Kizil-Irmak in het gebied van Roum; en de Bartin en Sakaria in Anatolië. Onder de voorname steden die wij langs zeilen, vinden wij Batum, Gaunick, Rizeh, Trebisonde, Platana, Teriboli en Keresoum in Trebisonde; Ordon, Fatsa, Eunich en Samsoun in het gebied van Roum; Ghersch, Sinope, bij Kaap Indjeh, de meest vooruitstekende landpunt van dit gedeelte der Zwarte Zee; Stephanos, Imboli, Kidros, Erekli, en wij naderen wederom de Straat van Constantinopel, om te Scutari de reize te eindigen. |
|