Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1855
(1855)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 623]
| |
bij J.H. Gebhard en Comp. 1855. In gr. 8vo. 192 bl. ƒ 3-80 per Jaargang.De belangrijke stof welke de Economist jaarlijks levert is zoo groot, dat wij ditmaal den Jaargang eens willen splitsen, om door een overzigt van den voornaamsten inhoud der eerste zes Afleveringen reeds nu mede te werken om de aandacht op den rijken inhoud te vestigen, dien dit regt nuttige en praktikale werk bevat. De beoefenaar der wetenschap kan niet meer doen dan verzamelen, ter lezing geven, aanbevelen wat hem bij onderzoek en nadenken nuttig en bruikbaar voorkomt: uit die rijke bron hebben anderen, die minder in de gelegenheid zijn zelven op te sporen en na te vorschen, nu slechts te putten. Verzuimen zij dit, - het zal den wetenschappelijken man smarten, maar hij wascht zijne handen in onschuld. Maken zij, daarentegen, een goed en doelmatig gebruik van het medegedeelde; dat is de beste, de meest gewenschte belooning voor zijn menigvuldigen, soms moeitevollen arbeid. En hier vindt nu ieder wat van zijne gading, en kan er zijn voordeel mede doen. Uit dit oogpunt willen wij thans den hoofdinhoud dezer verzameling eens beschouwen. Het oog van den landbouwer en van de leden der Maatschappij van Landbouw mag gevestigd worden op het overzigt van verbeteringen en bezuinigingen aangewezen in het artikel, waarmede deze Jaargang wordt geopend, over den Landbouw in de Negentiende Eeuw; de veehouder vindt nog bovendien belangrijke wenken, op bl. 141 en volgg., omtrent het productief maken van vee-voeder, en op bl. 150 en volgg. over het Italiaansche raaigras, enz. De industriële ondernemer wordt (bl. 81 en vooral bl. 179 en volgg.) bekend gemaakt met een nieuwen tak van nijverheid, namelijk: het conserveren van vleeschsoorten en andere aan bederf onderhevige artikelen zonder zouting, drooging of rooking. Een Parijsch industriëel heeft er octrooi voor gekregen; en zijne uitvinding is door de beste deskundigen proefhoudend bevonden. Die industrie kan, wanneer men zich in betrekking stelt met den uitvinder, ook herwaarts worden overgebragt en door octrooi verzekerd; de onderneming kan door eene naamlooze maatschappij worden gedreven; eene nieuwe | |
[pagina 624]
| |
bron van welvaart kan geopend worden; en wie is in staat, de rijke gevolgen van deze nieuwe uitvinding voor binnenen buitenlandsche handel en zeevaart te bepalen? Eene andere industriële onderneming, waarvan de gunstigste voorspelling te maken is, na de afschaffing van den accijns op het gemaal, is de meel- en brood-fabrijkaadje: men zie bl. 21 en volgg., over de broodfabriek te Leeds; bl. 32, 62, over die te Antwerpen; bl. 62 en 128, over die te Brussel. In verband met deze laatste, geeft de Brusselsche Burgemeester de brouckère onzen Gemeente-raden de gewigtige les: dat eerst en juist dán wanneer genoegzame concurrentie bestaat, tot de opheffing van de bestaande broodzetting moet worden overgegaan. Waar eene économische broodbakkerij op groote schaal is ingerigt, daar kan men zeker de broodzetting missen; want daar is de goedkoope broodprijs, ook zonder zetting, behoorlijk verzekerd. Maar die économische bakkerij kan niet behoorlijk werken waar gemeente-accijns bestaat op het gemaal. Nieuwe reden alzoo om dien accijns geheel af te schaffen en door andere, geene nijverheid belemmerende middelen te vervangen. Nog eene goede les, te dezer gelegenheid; zie bl. 21: Help den middenstand zelf voort, om zoodanige fabrijk door onderlinge zamenwerking op te rigten: het is veel beter, de mindere standen zelven te laten handelen, dan altijd over hen den meester te willen spelen: die les is van algemeene toepassing; zij wordt reeds dadelijk ook op de inrigting van spaarkassen te huis gebragt, en zij geldt evenzeer vele andere ondernemingen of inrigtingen in het belang der middenstanden of arbeidzame klassen. Slaagt men er in, knappe, eerlijke lieden onder deze klassen aan het hoofd te krijgen, dan zullen alle die ondernemingen en inrigtingen zich veel meer populariseren dan wanneer zij onder het patronaat van de groote luî, of, gelijk het in de wandeling heet, van den rijkdom staan. Zoo is het ook met twee andere middelen van volksvoeding, waarop in de laatste maanden weêr bijzonder de aandacht is gevestigd; wij bedoelen den invoer en het debiet van Amerikaansch vleesch en van de maïs en het maïs-meel. Hoogst belangrijke bijzonderheden behelst de Economist ook omtrent deze beide zaken: en o! hoe vele lessen vallen uit | |
[pagina 625]
| |
de behandeling van die beide onderwerpen te leeren; bij voorbeeld: hoe minder de voorwerpen worden belast, des te meer ziet men 't gebruik toenemen: door de aanzienlijke vermindering van het inkomend regt op het Amerikaansche vleesch, is het debiet van buitenlandsch varkens- en rundvleesch in Frankrijk verbazend toegenomen: zie bl. 31, 92, 137. Is ook hier te lande de invoer vrij of nagenoeg vrij, dan zal de handel dit vleesch aanbrengen; de middenstand zal industriëlen opleveren die het debiteren; de volksklasse zal beter gevoed worden; de productieve kracht der natie zal er bij winnen; en het pauperisme zal verminderen. Dezelfde lessen biedt de maïs aan: maïs is (gelijk men hier leest) goedkooper dan rogge, veel voedzamer en gezonder en, goed toebereid, veel aangenamer. Komt nu, armen-vrienden! bevordert den invoer en het debiet van maïs en maïs-meel; de goede toebereiding van maïs-brood en maïs-koeken en maïs-soep! Gij kunt hier in de Economist (bl. 73 en volgg. en bl. 134 en volgg.) wetenschap genoeg daarover opdoen, met de recepten er bij. En op bl. 93 wordt u de nieuwe kneed-machine aanbevolen, die voor alle brood-fabrijkaadje nuttig is. Nog meer lessen, de voeding betreffende: wilt ge weten, waarom de afschaffing van den accijns op brood en vleesch niet altijd merkbaar is, maar ook, hoe de gemeente-accijns den aanvoer van geslagt vleesch belemmert? zie bl. 86 en volgg. Bijzonder belangrijk vooral is een met statistieke tabellen verduidelijkt betoog: dat door de afschaffing van alle rijksen gemeente-accijnsen het brood meer in prijs dalen zal dan de belasting bedraagt: zie bl. 175 en volgg., waar men o.a. vindt aangetoond: dat bij hoogere graanprijzen evenwel te Parijs veel goedkooper brood gegeten wordt dan te Haarlem of Amsterdam; en dat de hoogere belasting op het tarweverbruik dan op het rogge-verbruik nadeelig terugwerkt op de binnenlandsche tarwe-prijzen. En nu meene men niet, omdat er juist van Parijs gesproken wordt, dat bij dit betoog geen acht zoude geslagen zijn op de kunstmatige prijs-verlaging van het brood, daar voor rekening van de stad, ten koste van ettelijke milloenen, aangebragt: integendeel; die maatregel vindt ernstige gisping en heeft weder aanleiding gegeven tot eene andere gewigtige les (bl. 186 en volgg.): hoe nadeelig eene kunstmatige belemmering | |
[pagina 626]
| |
van de vrije industrie allerwege terugwerkt. Dit zelfde leert ook nog het voorbeeld van den Franschen Keizer, die het stoken van geestrijke dranken uit graan heeft verboden: welnu, dit heeft eerst aan de buitenlandsche jeneverstokerijen voordeel bezorgd, en later de verandering van een aantal beetwortel-suikerfabrijken in beetwortel-alcoholfabrijken te weeg gebragt (bl. 64, 156). Hebben wij tot dus verre meer materiële zaken vermeld, men wane niet dat de Economist zich aan de zedelijke en maatschappelijke aangelegenheden niet zou laten gelegen liggen. Integendeel, hier vindt de huisvader de vraag beantwoord, wat hij zijne jongens moet laten leeren (bl. 161 en volgg.); daar vindt hij de rampzalige oorzaken en gevolgen opgesomd van het onttrekken der jeugd aan het school-onderrigt en hunne plaatsing aan de fabrieken (bl. 33 en volgg.); hier weder vindt men eene aanmoediging om zich te oefenen in goed te spreken en goed te schrijven (bl. 143 en volgg.); elders, mededeeling van een adres tegen den sterken drank (bl. 138 en volgg.). Hoogst belangrijk zijn ook nu weder de statistieke mededeelingen, die door het geheele Tijdschrift zijn verspreid; wij noemen alleen de voornaamste: een overzigt van Neêrlands handel en scheepvaart in 1854, eene bijdrage van den verdienstelijken mede-arbeider p.n. muller (bl. 54 en volgg. en bl. 65 en volgg.). Men vindt daar zeer behartigenswaardige wenken omtrent het kunstmatige van den Nederlandschen koffijhandel; omtrent het aankoopen van Duitsche en Zwitsersche voortbrengselen voor uitvoer-artikelen; omtrent scheepsbouw en scheepvaart, landverhuizing, de voordeelen van vrije scheepvaart, en de verpligting om zich die ten nutte te maken, enz. Prof. vissering gaf (bl. 129 en volgg.) een statistiek verslag van den loop der landverhuizing naar en in de Noord-Amerikaansche Republiek; de Heer de sitter komt terug op de statistiek van den ligchamelijken toestand der lotelingen (bl. 168 en volgg.); elders vindt men landbouwstatistiek (bl. 104), en statistiek van broodverbruik in Nederland (bl. 44). Wij moeten met stilzwijgen zoo vele andere belangrijke zaken voorbijgaan, als: de guano, de gom-elastiek en guttapercha; de hout-prijzen; de hulpbanken (bl. 185 en volgg.); de inlandsche tabaks-cultuur (bl. 155); het gebruik van koffij- | |
[pagina 627]
| |
bladeren (bl. 27 en volgg. en bl. 90 en volgg.); de aankondiging van den Volks-Almanak voor 1855, bij kruseman uitgegeven (de eenige boekbeschouwing in deze Nommers voorkomende) (bl. 16); om ten slotte nog bij twee stukken stil te staan: de eenige waarop wij ons eenige aanmerking willen veroorloven. Het eerste is een stuk van j.r.f. nievergeld, over verwarming: het strekt ten betooge, dat veel warmtestof onverbruikt vervliegt, en dat door doelmatiger aanwending men oneindig voordeeliger zou kunnen stoken (bl. 97 en volgg.). Wij gelooven het gaarne; maar wij vonden het middel van redres niet overal praktikaal genoeg aangewezen, en wij vonden tegenover de meerdere verspilling van brandstof in opene haarden niet in aanmerking genomen de ongezondheid van de besloten kagchels. Het andere stuk, ook ingezonden, even als het vorige, betreft de Bank van Leening te Amsterdam. De Redactie heeft de voorzigtigheid gehad, dit stuk vooraf mede te deelen aan den zaakkundigen c.j. van heel: maar te zamen zijn zij er toch niet in geslaagd, de inrigting, werking, statistiek en praktische resultaten van die Bank van Leening te Amsterdam goed te begrijpen en volledig te verklaren: en zulks, om de eenvoudige reden, dat over het geheele bankstelsel te Amsterdam nog een dik floers ligt: het publiek wordt onbekend gehouden met hetgeen bij de inbrengers omgaat; met hetgeen in de geadmitteerde klein-pandjeshuizen wordt omgezet; met de winsten van de inbrengers en pandjeshuis-houders; met den aard van het kapitaal en de berekening van winst der groote Bank zelve; in één woord: de statistiek der beleeningen te Amsterdam is geheel onvolledig en niets waardig: maar zoo veel is toch zeker, dat eene algeheele wijziging dier inrigting, op den voet als vroeger door den Heer van heel is aangewezen, allernoodzakelijkst en in het wèlbegrepen belang der behoeftige klassen moet geacht worden. Mogt eindelijk de lang voorbereide Wet op de banken van leening eens aan de Staten-Generaal worden voorgelegdGa naar voetnoot(*)! Maar - en ziedaar onze aanmerking - wij hadden wel gewenscht, op de groote ruimte die dat tweeledig stuk inneemt (van bl. 108 tot 126) wat bezuinigd, en tevens de lectuur veraangenaamd te zien, door omwerking en ineensmelting dier beide stukken over dit onderwerp; terwijl wij ten slotte de aandacht der Redactie | |
[pagina 628]
| |
vestigen op ettelijke aanmerkingen in een Amsterdamsch blad die over deze zaak deels nog eenig licht verspreiden, deels de gebreken der inrigting nog sterker doen uitkomen. Op enkele bladzijden zijn ons zinstorende druk- of correctiefeilen voorgekomen, waarvan wij de voornaamste aanstippen, om ze nog op de lijst van Errata te kunnen doen brengen: men zie bl. 5, reg. 23; bl. 89, in fine; bl. 161, reg. 5, enz. Terwijl wij ons verheugen in den ruimen aftrek dien dit Tijdschrift vindt - getuige de geopende inteekening op den herdruk der Jaargangen 1852 en 1853 - wenschen wij den bekwamen en ijverigen Redacteur niet slechts lust en kracht tot voortzetting van den arbeid en lustige en kundige medearbeiders, maar ook dikwerf de verrassende ervaring van het nut hetwelk zijn arbeid heeft gesticht. i.w.t. |
|