Musterstücke Niederdeuts(c)her Prosa. Ein Uebungsbuch zum Uebersetzen ins Hochdeutsche für höhere Lehranstalten, von m.r. bruck, öffentl. Lehrer am Gymnasium zu Gouda. Zu Gouda, bei R. Vogelensank. 1854. In kl. 8vo. 133 bl.
Blijkens de Voorrede is dit werkje eenigzins als eene aanvulling te beschouwing van des Schrijvers onlangs in 't licht gekomen ‘Hoogduitsche Spraakleer voor Nederlanders’. Te recht keurt hij het overzetten van onzamenhangende volzinnen af, als eene oefening door welke nooit de ware stylistische vaardigheid kan worden verkregen; en door proeven uit de beste Nederlandsche Schrijvers daarvoor in de plaats te stellen, wilde hij te gelijk den zin voor klassiciteit bij zijne leerlingen opwekken.
Tot dit laatste doel is de keuze der stukken, ofschoon eenzijdig en slechts tot de historieschrijvers uit de laatste vijftig jaren beperkt, op zich-zelve meestal voldoende: bilderdijk, bosscha, ter haar, simon stijl, van der palm wisselen af met van kampen, konijnenburg, stuart, en anderen. Maar hoe bij de jongelieden voor welke de Heer bruck zijn boek bestemt, reeds aan zoo iets kan gedacht worden, is ons een raadsel bij het zien van de verbazende menigte noten die hij voor hen noodig gekeurd heeft, en van de uitvoerigheid waarmede ook datgene opgehelderd wordt wat tot de allereerste beginselen behoort. Schier om de vijf, drie, twee woorden vindt men de aanduidende cijfers door den tekst gezaaid, zoodat men bij den eersten oogopslag slechts algebraïsche grootheden met eene tallooze menigte exponenten meent te zien. Zoo vindt men, b.v., van bl. 94-97, bij een stukje waarvan de tekst te zamen naauwelijks twee klein-octavo bladzijden uitmaakt, niet minder dan negen-en-tachtig noten gevoegd. Dit is trouwens de fout van zeer vele vertaalboeken voor oude en moderne talen, dat zij van het geheugen en de oordeelskracht der leerlingen veel te weinig vergende, die vermogens door gebrek aan oefening helpen verstompen. In dit boek doet dit niet alleen het aantal, maar ook de aard der aanteekeningen. Reeds in het Voorbericht verklaart de Schrijver-zelf: de volzin-deelen die bij 't vertalen in het Hoogduitsch geheel andere vorm en constructie dan in 't Nederduitsch hebben, volledig in hun