wildenhahn komt, is velen aangenaam. De Schrijver van Spener, Paul Gerhard, Johan Arndt, Luther en Melanthon heeft eene verovering op zijn publiek gemaakt, die hij tot op dezen dag nog niet heeft behoeven af te staan. Menigeen die zoo veel schreef overleefde zich-zelven, hetzij hij van afmatting den geest gaf, of onder de óververzadiging des publieks wegstierf. De vertaling van dit werk, in de gedaante waarin het nu verschijnt, is aan eene bekwame hand te danken. Wij gelooven dat de Heer sepp den tijd aan dien arbeid besteed, niet onder zijne verloren uren zal rekenen: want van de vijftien verhalen plaatsen ons de meeste aan het ziek- en sterfbed, òf van Christenen, òf van diep gevallen menschen die tot zich-zelven en den Heer worden teruggebragt. Van die zijde beschouwd, verdient dit werk allezins door jongere, en waarom ook niet door oudere ambtsbroeders gelezen en behartigd te worden. Niet dat wij gelooven dat men uit leerboeken de bekwaamheid', de geschiktheid, wij zouden haast zeggen: den slag verkrijgt, om aan ziek- en sterfbedden te verkeeren en te handelen zoo als men mag verwachten dat een Evangeliedienaar zich daar vertoonen en gedragen zal. Doch zulke voorbeelden, als die hier gegeven worden, niet uit de school gebragt maar uit het werkelijke leven opgevat, stichten een eigenaardig nut. Liefde tot den Heer ademt ons allerwege te gemoet; zoo ook beminnelijke eenvoud met warme hartelijkheid verbonden. Het spijt ons bijkans, dat de Eerw. Vertaler het noodig achtte er bij te voegen: dat hij zich niet aansprakelijk hield - en wie zou het van hem vergen? - voor des Schrijvers religieuse ideën; want zonder nog te zeggen, dat dit voorbehoud, zoo ongemotiveerd als 't daar ligt, weinig beteekent, kan hij gevaar loopen, dat lezers, die hier, op zijn voorbeeld en voorgang, ruime stof tot stichting en opbouwing vinden,
een minder gunstig gevoelen over de religieuse ideën des Vertalers zullen opvatten. Doch dit is eene bijzaak. Wij danken den Heer sepp voor de getrouwe vertaling, en de Uitgevers voor de goede uitvoering. Behalve met een vignet, prijkt dit werk met een portret van den diepgevoelenden Schrijver; of het wèlgelijkend zij uitgevallen kunnen wij niet beoordeelen, maar toch herkennen wij den Schrijver aan dit gelaat. Een man die zoo uit de oogen