slechts hinderpalen zijn, die hen òf van christus geheel terughouden, òf althans belemmeren op den eenigen weg die tot Hem geleidt, en voor armen en rijken, geringen en voornamen dezelfde is: den weg van schuldbesef, ootmoed en geloof. ‘Hundeshagen’ - zegt de Vertaler - ‘had dien moed en dat geloof, en door de liefde van christus gedrongen trachtte hij in de kringen der beschaafden winste voor Gods koningrijk te doen. - Hij hield daartoe te Heidelberg, Karlsruhe, Mannheim, enz. openlijke redevoeringen, die te zamen eenen handwijzer vormen, waarop geschreven staat: De weg tot christus.’
Die woorden bevatten eene wèlverdiende lofspraak. Wij onderschrijven haar gaarne, en voegen er bij: dat dezelfde kwalen ook bij ons in de beschaafde standen niet vreemd zijn. In óns Vaderland mogen zij welligt niet zoo hevig en algemeen zijn als in Duitschland; men ondervindt toch dat bij velen de kennis van het Evangelie gering, en de opvatting er van eenzijdig en bekrompen is, waardoor de gevolgtrekkingen die er uit worden afgeleid, vaak onevangelisch en somwijlen zelfs antichristelijk mogen heeten. - Hoewel de toon van hundeshagen ons niet altijd bevalt, en wij gaarne zijne ironie nu en dan gemist zouden hebben, zijn wij echter met deze redevoeringen ingenomen, en van oordeel, dat zij ook in 't Nederduitsch niet overbodig zijn.
Het voorbeeld van den ijverigen Heidelbergschen Hoogleeraar vinde wijders ook hier navolging. Te Zutphen en op enkele andere plaatsen is reeds zijn en anderer voorbeeld niet zonder vrucht geweest.
De vertaling is zoo goed als wij haar van den bekwamen jeugdigen Godgeleerde konden verwachten. Slechts enkele Germanismen hinderden ons, gelijk in den aanvang 't meer Hoog- dan Nederduitsche, hoogst onwelluidende ‘Voorwoord’, in plaatse van Voorberigt.
†‒.