jeugdige kinderen van zes of zeven jaren zouden wij ook geen leerboek over de Vaderlandsche Geschiedenis in handen geven. Moge het kind op die jaren lezen, schrijven en de beginselen der rekenkunde leeren, en kennis maken met de bedrijven en lotgevallen van de voornaamste mannen en vrouwen van ons land: tot het verstaan van eene doorloopende Geschiedenis is het nog niet in staat. Wat heeft het aan schetsen van namen en gebeurtenissen, wier beteekenis 't eerst in volgenden leeftijd zal bevatten? Indien het ook al de antwoorden in zijn geheugen geprent en zijne les opgezegd heeft, is het toch te vreezen, dat er na korten tijd weinig, op zijn hoogst eene verwarde herinnering van zal overblijven; zoo het niet gevaar loopt voor altijd zelfs een afkeer te krijgen van hetgeen 't reeds zoo vroeg van zulk eene weinig uitlokkende zijde heeft leeren kennen. Onzes inziens kan men met het onderwijs in de Vaderlandsche Geschiedenis gerust tot het tiende of elfde jaar wachten; wanneer zij dan medegedeeld wordt, niet in den schoolschen vorm van vragen en antwoorden, maar in een aanschouwelijk tafereel, dat geschikt is om jonge menschen liefde voor hunnen geboortegrond, zucht voor het ware en goede in te boezemen, en tot navolging van wijze en deugdzame mannen aan te sporen. Daar zullen zij nog nut van blijven trekken als hun in 't bedrijvige leven reeds lang is ontgaan hoe veel Graven en Gravinnen over Holland geregeerd hebben.
Het is ons ook voorgekomen als of de Heer bos somtijds moeite heeft gehad om voor het antwoord dat hij in de pen had, eene gepaste vraag te vinden: en dat zijne schets hier en daar aan onvolledigheid lijdt; terwijl hij die elders, b.v. op bl. 40 had kunnen bekorten. De antwoorden op vraag 6, bl. 9, vr. 12, bl. 11, vr. 10, bl. 18, vr. 12, bl. 22, vr. 6, bl. 35, vr. 7, bl. 30, vr. 12, bl. 44, vr. 3, bl. 49, en vr. en antw. 3, bl. 51, hadden ook beter kunnen zijn.
Overigens beveelt zich het boekjen aan door zijn geringen prijs en duidelijke letter.