Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1855
(1855)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 457]
| |
‘in eene eerste behoefte te voorzien’, door ‘onze bezittingen in het Buitenland een weinig van nabij’ te leeren kennen. - Het behoeft geen betoog, dat een boekske waarin onze Oosten West-Indische Bezittingen niet meer dan twaalf bladzijden beslaan, die Bezittingen slechts zeer oppervlakkig kan doen kennen. Men kan er weinig meer verwachten dan eene bloote naamlijst, en vindt er ook niets meer dan dat. Had de Schrijver zijn werkjen eene Schets genoemd, dan konden wij vrede hebben met de oppervlakkige behandeling, maar dat vlugtige voortbrengsel Grondbeginselen der Aardrijkskunde te noemen, zou ons bijna doen twijfelen of de Heer v.d. m. wel weet wat grondbeginselen der Aardrijkskunde zijn. In het ‘Algemeen Overzigt’ worden de bezittingen der Nederlanders buiten Europa verdeeld, in die ‘I. in Azia, II. in Afrika, en III. in Amerika’, en de eersten omschreven als: ‘de groote en kleine Sunda-Eilanden, de Moluksche Eilanden, en op het eiland Decima (Japan) eene factorij’. Op bl. 6, in de ‘Verdeeling’, vindt men met der daad dat Borneo en Celebes tot de groote Sunda-Eilanden gerekend worden. In de opgave der ‘Bewoners’ vindt men ‘Arabieren, Chinezen, Maleijers, Japanezen, Celebezen, Molukkanen, Cerammers, Alfoeren, Borneoten, Timorezen, Balinezen, enz.’ Zal men onder het ‘enz.’ moeten verstaan de Javanen, wier getal tien millioen zielen beloopt, en de Dajakkers, Papoes en Battas of Battaks? Men kan zeggen dat van de vijf-en-twintigmillioen menschen de helft niet is opgegeven. - Japannezen werden in den Indischen Archipel in de eerste helft der zeventiende eeuw gevonden; sedert de afsluiting van Japan zijn ze van daar verdwenen. Van de talen sprekende wordt het Soendaasch genoemd en daarvan gezegd: ‘De Soendasche taal wordt op Java en Sumatra gesproken, doch is voor den Europeër van weinig belang’. Wij willen toestemmen dat de Soendanesche taal, die in het Westen van Java gesproken wordt, voor den Europeër veel minder belangrijk is dan de Javaansche taal; evenwel achten wij de eerste, zoo al niet onvermijdelijk, dan toch hoogst nuttig voor die ambtenaren welke in de Residentie Bantam zijn geplaatst, of in de Lampongsche Districten op Sumatra. | |
[pagina 458]
| |
In de optelling der Zeeboezems of Baaijen (bl. 7) van Celebes worden slechts vermeld: ‘1. de bogt van Mandalla; 2. van Boni of Sewa; 3. de Goenong. - Tellobaai (Gorontalo).’ Aannemende dat hier gelezen moet worden Goenong-Tellobaai, dan is van de veelvuldige baaijen langs de Westkust van Celebes slechts ééne opgegeven, en zijn die van Parapara, Mandhar, en Palos of Parlow, welke vooral belangrijk zijn, overgeslagen. Van de drie groote boezems, waardoor het eiland in vier schierëilanden is verdeeld, heeft de Schrijver de middelste of de Bogt van Tolo onvermeld gelaten. Op bl. 14 worden de Nederlandsche Antillen genoemd: ‘een eilandengroep in de Golf van Mexiko’. Ondertusschen weet elk die maar eenige kennis van de Aardrijkskunde bezit, dat de Nederlandsche Antillen behooren tot de Kleine Antillen of Voor-eilanden, welke een schakel vormen vóór de Golf van Mexiko. Doch waartoe meer? Het medegedeelde is genoegzaam om te doen zien dat wij het boekske niet mogen aanbevelen. Het is met te groote slordigheid behandeld.
l. |
|