Boekbeschouwing.
Het wenschelijke eener nieuwe Nederduitsche Vertaling van den Bijbel in het algemeen en van het Nieuwe Testament in het bijzonder, volgens de nu gelegde grondslagen. Door W.A. van Hengel.Te Amsterdam, bij Johs. van der Hey en Zoon. 1855. In gr. 8vo. 78 bl. ƒ: -80.
De Hoogleeraar van hengel heeft een verdienstelijk werk verrigt met het opstellen en uitgeven van dit geschrift, eerst geplaatst in het Maandschrift voor den beschaafden stand, Jaarg. 1854, No. 12, en Jaarg. 1855, No. 1, en nu daaruit overgedrukt. Hij onderscheidt met regt tusschen het volstrekt noodzakelijke en het wenschelijke eener nieuwe Bijbelvertaling en, onpartijdig genoeg om het volstrekt noodzakelijke daarvan te ontkennen, betoogt hij op afdoende gronden hoe wenschelijk zij is. Dit betoog is te meer merkwaardig, omdat hij daarover in zijne Proeve van grondslagen reeds het een en ander in het midden had gebragt, en door hetgeen hij daaraan hier heeft toegevoegd, geacht moet worden het gewigtig pleit voldongen te hebben. Voorts beijvert hij zich om de bedenkingen, tegen deze grootsche onderneming van verschillende zijden, o.a. ook door de Heeren holwerda en doedes gemaakt, te wederleggen en uit den weg te ruimen, en is daarin, onzes inziens, gelukkig geslaagd. Hij doet dit met groote kalmte en gematigdheid, sine irâ et studio, blijkbaar bewust van de deugdelijkheid der zaak die hij voorstaat, en beroept zich daarbij op de reeds gelegde grondslagen, die van de zorg getuigen, waarmede dit belangrijke werk is ter hand genomen. Wij danken hem voor deze poging om eene oppositie te bestrijden, die, hevig begonnen, nu veel van hare eerste kracht schijnt verloren te hebben, maar voor 't oogenblik zwijgt, om zich later, als de nieuwe Vertaling gereed zal zijn, te luider te doen hooren. Inmiddels gaat de onderneming haren stillen gang, en zij is door de bijeenkomst der vier Vertalers, in dit voorjaar te 's Hage gehouden, eene belangrijke schrede verder gebragt. Gods zegen ruste daarop in de ruimste mate,