Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1855
(1855)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedenis der Spaansche Protestanten en van hunne vervolging door Filips II.Vertaald uit het Spaansch van Adolfo de Castro,door Dr. J.P. Arend.Te Amsterdam, bij P.N. van Kampen. 1854. In gr. 8vo. XVI en 373 bl. ƒ 3-75.Het onderwerp in deze, uit het Spaansch in onze taal overgebragte, Geschiedenis behandeld, moge, wanneer men op de uitkomst ziet, smartelijke indrukken nalaten, welk Protestant kan ze zonder belangstelling in handen nemen? De vervolgingen zijner broederen in dat Land, hetwelk eeuwen lang als de zetel van het strengste Roomsch-Katholicisme beschouwd werd, doch dat zich niet aan de groote beweging der zestiende eeuw heeft kunnen onttrekken, en waar, volgens de getuigenis van een Pauselijk Schrijver, ‘de aanhangers der Hervorming zoo talrijk waren, dat, indien men langer gewacht hadde haar te keer te gaan, zij zich over geheel Spanje zou verspreid hebben’ - die vervolgingen door een Spanjaard en Roomschgezinde beschreven, zullen vooral in onze dagen, bij de vernieuwde woelingen van het Pausdom, de aandacht trekken. Wel zijn de zaken hier voorkomende, niet geheel onbekend. De montes en de valera, wien het met anderen hunner geloofsgenooten gelukt was aan de Inquisitie te ontkomen, | |
[pagina 301]
| |
hadden in der tijd Europa daarvan onderrigt. In deze eeuw had llorente in zijne ‘Oordeelkundige Geschiedenis der Inquisitie’ ook over het lot van het Protestantismus in Spanje meer licht doen opgaan, en mac crie zijne ‘Geschiedenis van de uitbreiding en onderdrukking van de Hervorming in Spanje in de zestiende eeuw’ uitgegeven. Maar de castro heeft zich kunnen bedienen van bouwstoffen die in de openlijke en bijzondere boekerijen van Spanje bewaard worden, en zijne berigten meerendeels uit oorspronkelijke en nog ongebruikte bronnen geput. Zet dit, met het oordeelkundig gebruik van die bronnen gemaakt, aan zijn werk groote waarde bij, die waarde wordt verhoogd door den warmen en bezielden toon waarin hij schrijft. In krachtige bewoordingen geeft hij zijne verontwaardiging lucht over de onderdrukkingen en wreedheden der Inquisitie, en over de bigotterie, hardvochtigheid en helsche listen van filips II, den demon van het Zuiden, zoo als hij hem noemt, en doet van den anderen kant hulde aan de kunde, geleerdheid, goede bedoelingen en geloofsmoed van de slagtoffers van het bijgeloof. Bezwaarlijk zou een Protestantsch Schrijver sterker het heldhaftig uiteinde van herrezuelo en zijne vrouw, de seso, hernandes, de lozada, gonzalez en zijne twee zusters hebben kunnen verheerlijken. Hoe de Schrijver over filips II en zijn regeringstelsel, die ook nog in onze dagen lofredenaars vinden, denkt, zeggen, onder meer, zijne woorden op bl. 210 en 211: ‘de zestiende eeuw was eene noodlottige eeuw voor Spanje. Met zulk een wreeden en bijgeloovigen mensch als filips II aan het hoofd, waren de onderdanen, wilden zij tot waardigheden opklimmen, verpligt beulen te worden. Zij die de vrijheid van het geweten beminden, en het waagden voor hun gevoelen eenigzins uit te komen, werden als slagtoffers beschouwd; en zij welke hunne leer verheimelijkten en genegen waren hunne halzen onder het juk te krommen, waarvan zij door hunne geboorte ontslagen waren, moesten voor slaven doorgaan. De Koning schepte adem in de onderdrukking zijner onderdanen. De staatsdienaars en de talrijke ambtenaren, van den handlanger der Inquisitie af tot den geringsten kloosterbroeder, vermaakten zich in het verdrukken hunner minderen. Zij die hunnen dienstbaren en vernederden toestand kenden, waren | |
[pagina 302]
| |
aan handen en voeten gebonden, zoo wel door de kluisters eener slaafsche vrees als door de ketenen van het geweten, welke de Koning en de Inquisitie op hen geworpen hadden. De arme slaven mogten niet alleen hunne verlorene vrijheid niet beweenen, maar moesten zelfs op de altaren hunner ellende wierook offeren voor den troon van filips II, en lofzangen aanheffen ter eere van de onderdrukkers der vrijheid van geweten.’ - ‘In die verschrikkelijke eeuw’ - zegt de Schrijver op bl. 228 - ‘waren de deugdzamen en onschuldigen hun leven niet zeker. Boosheid en huichelarij, onderschraagd door dweepzucht, hielden zich bezig met het onderzoek naar de kleinste omstandigheden der menschelijke zaken. Het huisgezin waar liefde en vrede in woonden, werd, onder den heiligen naam van vriendschap, wreedaardig verstoord door vermomde verraders, die geen ander doel hadden dan zoo vele Spaansche Edelen, Geestelijken, burgers en aanzienlijke vrouwen ter prooi te geven aan kwaadaardigheid en dwingelandij.’ - Tegen het gevoelen van hen die aan filips' regering den lof geven, dat zij, door het uitroeijen van de zaden der Hervorming, Spanje voor godsdienst-oorlogen behoed heeft, wordt aangetoond: dat, indien het daar gelijk elders aan geene misnoegde staatkundigen ontbroken hadde, indien een groot deel der bevolking zich niet, uit zucht om zich te verrijken, naar Amerika, de Nederlanden en Italië hadden begeven, en indien het gros des volks meer vatbaar geweest ware voor het aannemen van nieuwe gevoelens in de Godsdienst, de burgerkrijg, in spijt van filips en het Heilig Officie, in Spanje zoo wel als in de Nederlanden zou uitgebroken zijn. ‘Echter was Spanje, zonder burger-oorlogen en met de eenheid van geloof door filips II opgelegd, tegen het einde der zeventiende eeuw in even zulk een staat van armoede en verderf als van diepe onwetendheid gedompeld, en in kunsten en wetenschappen bij andere volken verre ten achter. Die Staten daarentegen, welke aan zoo vele twisten, verwoestingen en rampen blootgesteld geweest waren, begonnen allengs door den vrede weder te bloeijen, muntten uit in de wetenschappen, en kweekten handel en landbouw, de ware grondslagen van de kracht en eenheid der volken, met den meest gewenschten uitslag aan’ (bl. 117). Van den anderen kant zoekt de Schrijver zijne landgenooten | |
[pagina 303]
| |
in het algemeen te ontheffen van de blaam van slaafsche bijgeloovigheid, onwetendheid en onverdraagzaamheid, sints dien tijd op hen klevende. Hij beroept zich op onderscheidene schriften, kort vóór en in de dagen der Hervorming in het licht verschenen, om te doen zien dat men ook in Spanje verre van blind was voor de heerschende gebreken der Kerk, en dat het mede niet ontbrak aan Godgeleerden en Staatslieden, die zelfs openlijk het geweld in de zaak van de Godsdienst veroordeelden en de verdraagzaamheid verdedigden. ‘De Staatkunde’ - schrijft hij bl. 57 - ‘zag er gevaar in, het Protestantismus ongestraft te laten voortgaan; maar de geleerden waren afkeerig van zulk eene wijze van handelen. Zoo de woestheid der Inquisiteurs de Protestanten als monsters afschilderde, die zich aan alle soorten van ondeugden schuldig maakten, velden Spaansche Staatslieden, in wier boezem geene barbaarsche driften heerschten, dit tegenovergestelde oordeel: dat lieden van een deugdzaam en voorbeeldig leven, ofschoon zij zich ook van het Katholijk geloof gescheiden hadden, zeker niet verdienden gehaat of gegispt te worden. - Men moet de handelwijze van Koningen en Inquisiteurs niet verwarren met de meeningen van brave, verstandige en deugdzame mannen, vrienden van ware Godsdienst en ten eenenmale afkeerig van kerkers en brandstapels, van de ongeregelde levenswijze der Geestelijkheid, van ellendige bijgeloovigheden en bedriegerijen, en van allen haat tegen lieden van een vlekkeloos leven’. Deelt de Schrijver vrijmoedig zijne gevoelens mede - ook in de opgave van bijzondere feiten, als: van het uiteinde van juan diaz door het fanatismus van zijnen broeder vermoord, en van hetgeen tot de gevangenneming van den beroemden constantino ponce de la fuente aanleiding gaf, wijkt hij van anderen af. Naauwkeurig onderzoekt hij de zaak van den Aartsbisschop van Toledo, bartholomeüs de carranza, maakt de bijzonderheden van zijne inhechtenisneming openbaar, en vindt de oorzaak van de vervolging hem aangedaan, niet in den haat en de afgunst van den Inquisiteur-Generaal en van anderen, zoo als men gemeend heeft, maar daarin, dat carranza, vroeger de onverzoenlijke vijand der Protestanten, ten laatste zelf tot hunne leer vervallen is door den gemeenzamen omgang met eenigen hunner, en het gedurig lezen van hunne schriften met het doel om ze te bestrijden. | |
[pagina 304]
| |
Tot bewijs beroept hij zich inzonderheid op zijn werk over den Katechismus. Maar boven alles opmerkelijk zijn de castro's mededeelingen omtrent Don carlos. De Prins, die elders als een type van domheid, onbeschaafdheid, woestheid, en onbuigzamen trots voorkomt, die beschuldigd wordt het oog op zijne stiefmoeder geslagen, en zijnen vader naar het leven gestaan te hebben, treedt hier op als een man van een gezond verstand, en van een scherp oordeel, wiens deugden door geleerde tijdgenooten erkend zijn, die aan mannen van kunde en braafheid achting toedroeg, en zijnen weldoeners dankbaar was. De oorzaak van zijne gevangenneming is, volgens den Schrijver, niet te vinden in zijne genegenheid voor elizabeth van valois, daar zijn huwelijk met anna van oostenrijk besloten, door hem gezocht werd, noch in eenig ontwerp tegen zijn vader, maar in de miskenning en terugzetting die hij ondervond, in zijne afkeuring van het gevolgd wordende regeringstelsel, in zijn medelijden met de verdrukte Nederlanders, en in zijne zucht tot de Hervorming, die hem het oor deden leenen aan egmond's en montigny's voorslagen, en het ontwerp opvatten om naar Nederland te vertrekken, hetwelk, door Don jan van oostenrijk verraden, zijne inhechtenisneming ten gevolge had; terwijl de castro ten slotte als zijne overtuiging doet kennen, dat Don carlos in het Protestantsche geloof gestorven, en dat zijn dood niet natuurlijk geweest is. - Schijnt het ongeloofelijk, dat een vader den moord van zijnen zoon op zijn geweten zou ladenGa naar voetnoot(*), men bedenke dat die vader filips was, de dweepzieke, wreede filips, en dat zulk eene daad, in zijnen tijd, en onder het volk waartoe hij behoorde, niet ongehoord was. Alonso diaz stak zijnen Protestantschen broeder juan het zwaard in de borst. Een aanzienlijk inwoner van Valladolid leverde zijne beide Hervorminggezinde dochters aan de Inquisitie over, en verkreeg de eer en 't voorregt, zelf het hout te mogen brengen en ontsteken dat zijne kinderen moest verbranden. Waarom zou dan filips II, in wiens oog iedere inbreuk op zijn Koninklijk gezag hoog- | |
[pagina 305]
| |
verraad, en ketterij onverschoonbaar was, er niet toe hebben kunnen komen, om tot behoud van de Roomsch-Katholijke Godsdienst in zijn Rijk, die hem zoo sterk ter harte ging, zijnen zoon en opvolger op te offeren, om, gelijk hij-zelf in een brief van den 21sten Januarij 1568 betuigt, ‘Gode een offer te brengen van zijn eigen vleesch en bloed, en Zijne dienst en het algemeene welzijn te stellen boven alle menschelijke inzigten’; overeenkomstig hetgeen hij den ter dood gevoerden de seso had toegevoegd: ‘ik-zelf zou het hout aansteken om mijn eigen zoon te verbranden, indien hij zoo slecht ware als gij zijt’? Beroept de Schrijver zich hierbij, en in zijn geheele werk, op geloofwaardige gedenkstukken uit die dagen overgebleven, hij wijst tevens als de bronnen van de scheeve oordeelvellingen over Don carlos zoo in Spanje als buiten 's lands aan: de valsche berigten door de betaald wordende vleijers van filips II en filips III verspreid. Zijne inzigten in de Geschiedenis komen ons in het algemeen juist, en zijne redeneringen gegrond voor. Niet altijd echter heeft hij ons overtuigd. Soms blijft hij zich-zelven niet gelijk, b.v., wanneer hij bl. 102 zegt: de Nederlanders streden niet voor vrijheid van geweten, terwijl op bl. 114 staat: dat zij die vurig verlangden, en bl. 306: dat elk hunner gereed scheen haar door kracht van wapenen te verdedigen. - Op bl. 115 wordt den misnoegden ten laste gelegd: dat zij de onverdraagzaamheid in het Godsdienstige aan de volken met de afzigtelijkste kleuren afschilderden. De menigte van feiten, in dit werk aangehaald, leveren het overtuigendste bewijs, dat die onverdraagzaamheid niet te sterk kon gekleurd worden. - Indien het gebruik van ijskoud water door de Spaansche geneeskundigen als een beproefd middel tegen de koorts aanbevolen werd (bl. 328), hoe kan de verkeerde uitwerking er van aan filips geweten worden? (bl. 335). - Onnaauwkeurig is (bl. 297) de opgave van hen, aan wie de Koning, bij zijn vertrek uit de Nederlanden, het bewind der Provinciën toevertrouwde, en het beweren, dat zij allen Protestanten geweest zijn. Bij het vele belangrijke echter, dat het werk bevat, ziet men zulke geringe feilen ligtelijk over het hoofd. Den geleerden Vertaler, die reeds vroeger voor den ongelukkigen Don carlos de pen opnam, zij onze dank toegebragt. g.v. |
|