vermeden worden. Om diezelfde reden hadden wij gewenscht dat de Schrijver zich bepaald had tot de in de Pharmacopoea zelve opgenomen middelen, wier getal eer te groot dan te klein is. Dat toch de meeste geneeskrachtige stoffen, die daarenboven in het Artsenij-boek behandeld worden, òf overbodig zijn, òf voor werkeloos moeten gehouden worden, zal uit de volgende aan de eerste 20 bladzijden ontleende voorbeelden kunnen blijken: Allium sativum, Ambra grisea, Amylum, cortex Angusturae verae, semen Anisi stellati, Anthrakokali, Argentum muriaticum, Argentum muriaticum ammoniatum, Argilla depurata, radix et turiones Asparagi, oleum Asphalti, radix Astragali exscapi, Aurum hydrocyanicum, herba Ballotae lanatae, Baryta hydroïodica, Berberinum purum, baccae Berberidis vulgaris, radix Bistortae, Bromium, Brucinum, radix Bryoniae albae, herba Bursae pastoris, radix Caïncae, Cannabis sativa, fructus Capsici annui, carbo trichloratus, semen Cardui Mariae, radix Caricae arenariae. Mogt er soms eene tweede uitgaaf van het Artsenij-zakboek gevorderd worden, dan zouden wij den geachten Schrijver in bedenking geven om de meeste dier stoffen met stilzwijgen voorbij te gaan. Om toch sedert lang in onbruik geraakte middelen, zoo als het zaad der gevlekte distel en de bladeren van het taschjeskruid, op nieuw onder de pharmaceutische stoffen op te nemen, daarvoor is, naar onze meening, in de autoriteit van rademacher geen voldoende grond gelegen. Immers, welk gewigt kan men hechten aan het gezag van eenen schrijver, die onder de geneeskundige mystieken van den lateren tijd eene eerste plaats bekleed heeft, en die, zoo wel aan het ziekbed als in zijne geschriften, van het ongerijmde beginsel is uitgegaan, dat niet eene naauwkeurige diagnostiek der ziekten bij de keus der middelen tot wegwijzer verstrekken moet, maar dat uit de gevolgen van het toegediende middel de geaardheid van het
ziekte-proces moet worden opgemaakt? Wat moet er van de Geneeskunde worden, als de éénige veilige weg langs welken men in empirische wetenschappen tot kennis geraken kan, het opsporen der oorzaken, namelijk, uit de zorgvuldig waargenomen verschijnsels, verwaarloosd wordt, en in de plaats daarvan de uitwerkselen der toegediende geneesmiddelen, die dikwijls meer in de levendige fantasie van den geneesheer dan in werkelijkheid bestaan, tot sleutel der ziektekunde worden