Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1855
(1855)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Economist. Tijdschrift voor alle Standen, tot bevordering van Volkswelvaart, door verspreiding van eenvoudige beginselen van Staatshuishoudkunde; door Mr. j.l. de bruyn kops. 1854. Te Amsterdam, bij J.H. Gebhard en Comp. 1854. In roijaal 8vo. XVI en 384 bl. ƒ 3-80.Met opzet hebben wij onze aankondiging der bijzondere nommers van dit Tijdschrift verdaagd, tot wij den geheelen jaargang compleet zouden hebben; nu haasten wij ons aan die aangename taak te voldoen. Ofschoon de volledige Inhoudsopgave, bij het Decembernommer verschenen, onze aanteekeningen voor een goed deel overbodig schijnt te maken, willen wij die aanteekeningen zelve toch ook raadplegen, om onzen lezers eens onder eenige rubrieken duidelijk voor oogen te stellen, welk een kostbaren schat van wetenschappelijke en praktikale bijdragen voor staatshuishoudkunde en volkswelvaart zij hier, in zeer onderhoudenden, populairen stijl, bijeen zullen vinden. | |
[pagina 74]
| |
Wij beginnen met uit de Voorrede van dezen derden Jaargang het Programma van den geachten Redacteur in het geheugen te roepen: ‘om, namelijk, door eene veelzijdige, bevattelijke en onderhoudende lektuur, elk beschaafd lezer in ons Vaderland aan economische onderwerpen te gewennen; hem in te leiden en te vergezellen bij vele beschouwingen, waarvan enkelen welligt door de vrees voor dorheid worden afgeschrikt, maar waarvan men toch meer en meer gevoelt dat zij zijn “de vraagstukken van den dag”, - voor elkeen belangrijk, 't zij men ze oplette of voorbij zie.’Ga naar voetnoot(1) In die zelfde Voorrede wijst de Redacteur dan ook aan, hoe ‘de vraagstukken die in verschillende vormen het stoffelijk belang der mindere klassen raken, onder de allergewigtigste gerekend moeten worden’, en hoe zij meer en meer op de beslissing van politieke vraagstukken invloed zullen uitoefenen. In het voorbijgaan zij gezegd, dat de Economist ook op lezeressen rekent; dit geeft, b.v., een inzender, de Heer logeman. te kennen in een artikel over het aanlengen van de melk, en over de middelen om dit te ontdekken: waar (bl. 245) op de vraag: ‘wat zullen de lezers van den Economist doen, na de lectuur van dit stukje?’ ook ‘Mevrouw l.’ sprekende wordt ingevoerd, en in eene tusschenrede gezegd wordt: ‘Heeft de Economist ook lezeressen? Ik hoop ja en vele; want wat daarin te lezen is, het moge in de gewone opvatting van het woord voor dames niet zeer “interessant” heeten, het is zeker voor iedere denkende vrouw meer interessant dan de onbeteekenende lectuur, waaraan vele een groot gedeelte van den tijd verbeuzelen.’ En, waarlijk, wij gelooven dat er ettelijke stukjes in dezen jaargang voorkomen, die het wenschelijk is dat door vrouwen gelezen worden, zoo wel om vooroordeelen en verkeerde inzigten weg te nemen, die te dikwerf nog den voortgang van goede staatshuishoudkundige beginselen stuiten, als om aan nieuwe ontdekkingen en inrigtingen meer bekendheid en uitgebreider toepassing te verzekeren. De S. is dit jaar spaarzaam geweest in eigenlijke theoretische vertoogen; en wij gelooven dat hij er wèl aan gedaan heeft; het meeste nut zal hij doen door goede lessen te trekken uit | |
[pagina 75]
| |
historische of prakticale mededeelingen. Wij zouden bij elk stuk wel de vraag willen beantwoord zien: wat leert men hieruit? Men vindt echter enkele zeer belangrijke vertoogen, b.v., (bl. 1 en volgg.) over weldadigheid en wetenschap: een kostelijk stuk, waarin met de meeste duidelijkheid wordt aangetoond, dat de ware weldadigheid niet bestaat in het geven van aalmoezen, maar in het bevorderen van de opvoeding en het onderwijs der behoeftigen. Zoo ook (bl. 108 en volgg.) korte beschouwingen over den hedendaagschen handel, een uit het Engelsch vertaald stuk, waarin vele belangrijke opmerkingen voor den handelstand in het algemeen voorkomen; bl. 171 en volgg. vindt men hulpmiddelen voor het zamenstellen eener statistiek, vooral ten aanzien der vee-productie; op bl. 346 en volgg. wordt vermeld wat het Utrechtsch Genootschap gedaan heeft ter bevordering van eene goede statistiek voor ons Vaderland; op bl. 307 en volgg. treft men een belangrijk historisch vertoog aan over Nederlandsch Indië en Engeland, bepaaldelijk over den man die op Bornco zulk eene rol heeft gespeeld, james brooke. Onder de redenerende stukken brengen wij nog een uitvoerig, maar zeer gewigtig opstel over gemeente-belasting, ten bewijze, dat de accijns-belasting nadeelig, het heffen van hoofdelijke omslagen niet zoo moeijelijk is (bl. 297 en volgg.); in verband met welk stuk men lezen moet wat op bl. 376 en volgg. wordt medegedeeld tot aanvulling eener onlangs door den Heer koenen in Felix Meritis gedane voorlezing. Bijzonder belangrijk achten wij de vertoogen en mededeelingen over onderwijs en volksopvoeding: die rubriek is in dezen Jaargang rijk bedeeld. Men leze vooral twee uit het Engelsch vertaalde stukken (bl. 129 en volgg. en bl. 161 en volgg.) over onderwijs en volksopvoeding in Amerika, om zich te overtuigen, hoe die aangelegenheid daar met kracht en vermogen wordt aangegrepen, en welke resultaten men daarvan reeds aanvankelijk ziet; men vergelijke daarbij een ander uit het Engelsch vertaald werk, door de vereeniging voor Christelijke lectuur uitgegeven: Zes maanden in Amerika, hetwelk ook hoofdzakelijk aan de zaak van het onderwijs is gewijd. Wat de resultaten betreft, moet men echter in aanmerking nemen, dat in onderscheidene gedeelten van N.-Amerika de buitengewone inspanning ten behoeve dezer zaak nog te jeugdig is, | |
[pagina 76]
| |
om daaraan reeds zoo vele vruchten te kunnen toeschrijven, als door den S. wel eens met te veel ingenomenheid schijnt te worden gedaan. Zoo zie men ook (bl. 223) de mededeeling, dat in Turkijë gratis en verpligt lager onderwijs bestaatGa naar voetnoot(1). Men vergelijke echter daarmede de treurige resultaten der bezuinigings-woede die hier te lande in het onderwijs heerscht (bl. 144, 148 en de Noot op bl. 168). Daartegen komen dan treffend te stade een vertoogje (bl. 85 en volgg.) over de ware zuinigheid: daarin bestaande dat men normaal-scholen oprigte om goede onderwijzers te vormen; voorts, mededeelingen over de te 's Gravenhage op te rigten industrie-school (bl. 22 en volgg.) en over de school te Goes voor minvermogenden, niet-bedeelden (bl. 31); een belangrijk vertoog over de vraag: ‘Wat moet het volk leeren?’ (bl. 97 en volgg.), waar men het antwoord vindt op twee andere vragen: worden allen onderwezen? worden allen doelmatig onderwezen? In verband daarmede wijzen wij op een uitnemend stuk, door den Heer p.n. muller ingezonden, over handels-opvoeding (bl. 225 en volgg.), waarin de behoefte aan meerdere uitbreiding van theoretische en praktische kennis bij den handelstand kernachtig wordt betoogd. Van de rubriek volks-opvoeding gaan wij over tot die van volks-voeding; tusschen deze beide toch bestaat grooter verband dan men oppervlakkig meenen zou: elke poging tot veredeling en beschaving der lagere volksklasse lijdt schipbreuk op te groote ontbering van de eerste levensnoodwendigheden bij de mindere standen. Twee punten van de volksvoeding worden bijzonder ter harte genomen: de konijnenfokkerij en de maïs. Over de konijnenteelt vindt men (bl. 12 en volgg.) een ingezonden stuk van Mr. de sitter, door een ander van denzelfden gevolgd (bl. 76 en volgg.). De voorstelling der zaak komt ons daar echter te gunstig voor: de konijnenteelt in het groot, zal zij goede vruchten opleveren, eischt veel zorg, en is geene zaak van verloren oogenblikken; men moet ook op ziekte en sterfte eenigzins rekenen; de Heer de s. vergeet (bl. 16) zelfs den inkoopsprijs der stamkonijnen in rekening te brengen. Men zie over het konijnenvleesch als handels-artikel nog bl. 221 en 381. Over de teelt en den aanvoer van maïs vindt men hier veel bijeenverzameld: op bl. 43 en volgg. wordt de maïs- | |
[pagina 77]
| |
teelt ook voor onzen landbouw aanbevolen; zoo ook (bl. 141) met het oog op den oorlog met Rusland, ter vervanging van de rogge; maar in de jenever-stokerijen kan de maïs toch de rogge niet vervangen! Intusschen is het hoogst opmerkelijk, hoe de aanvoer van maïs uit Amerika in Engeland in het laatste jaar is toegenomen (zie bl. 222 en 287); men zie over den maïs-oogst ook bl. 318 en 351; over de broodbereiding uit maïs, bl. 353 en volgg.; over den grooten aftrek van maïs, bl. 378 en volgg. In verband met dit onderwerp der voeding, leze men ook over broodbereiding, bl. 352; over eene vereeniging tot broodbakkerij, bl. 256; over de afschaffing der broodzetting, bl. 351. Met de voeding staat in verband eene belangrijke mededeeling van Dr. buchner (bl. 360 en volgg.), ten betooge, dat te Amsterdam altijd veel minder vleesch geconsumeerd wordt dan, naar evenredigheid, over het geheele Rijk het geval is; en dat dit vleesch-gebruik in Amsterdam zelve in de laatste jaren nog op eene verontrustende wijze is afgenomen: waaruit blijkt, dat de welvaart der mindere klassen te Amsterdam afneemt. De bijvoegselen der Redactie bij dit stuk doen die waarheid zelfs nog sterker uitkomen: wij vinden daarin de bevestiging van de droevige bijzonderheden door den Heer p. van vlissingen onlangs in een Adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal medegedeeld. De rubriek Landbouw geeft ons ook ettelijke belangrijke bijdragen, vooral omtrent bemesting, met vloeibare mest (bl. 193 en volgg. en bl. 252); met zwavelzuur (bl. 253); met zuurstof of met guano (bl. 318). Over de druivenziekte vindt men ook enkele mededeelingen omtrent de aan te wenden geneesmiddelen (bl. 159, 256 en 383). Wij zouden te uitvoerig worden, indien wij alle onderwerpen zouden willen opgeven, waaromtrent hier nieuwe bijdragen geleverd worden. Wij zullen dus nog slechts bij enkele onderwerpen stilstaan. Belangrijk zijn de mededeelingen en vertoogen betrekkelijk den vrijen handel. Noord-Amerika's voorspoed neemt toe, bij vrijgeviger handels-inzigten (bl. 25 en volgg.). Egypte helt tot vrijheid van handel over (bl 383). Frankrijk is daarin op een beteren weg gekomen (bl. 278 en volgg., en bl. 320). Engeland opent zijne kustvaart (bl. 62 en volgg.), en het belang daarvan, ook voor óns Land, ziet men op bl. 158; de groote | |
[pagina 78]
| |
uitbreiding der aanvoeren van vee in Engeland, ten gevolge van het vrijgevig stelsel (bl. 158 en volgg., 255 en 319); in België en Frankrijk (bl. 289 en 384); vooral de invoer van het Amerikaansche gezouten en gedroogde vleesch in Frankrijk, ten gevolge van verminderd invoerregt (bl. 286 en volgg., 314 en volgg., 334 en 384). Hier trekken wij de les uit de gedane mededeeling, dat het wenschelijk geweest ware, indien het voorstel der negen-mannen, in 1853 omtrent dit punt gedaan, ware aangenomen. De Nieuwe Wereld opent nieuwe, ongekende handelsbronnen (bl. 215 en volgg.). Verbazende en dreigende ontwikkeling van scheepvaart en scheeps-voorraad in N.-Amerika (bl. 269 en volgg., 328 en volgg.). Hoogst opmerkelijk en van groote uitgebreidheid zijn de statistische mededeelingen, in dit Tijdschrift vervat; en zeer te regt wordt aan zoodanige cijfers, op goeden grondslag steunende, bijzondere waarde gehecht. Die statistische opgaven loopen over allerlei onderwerpen: scheepsbouw, invoeren, opbrengst der middelen, goud-productie, muntslag, brievenposterij, enz. enz. Wij zouden zelfs de bladzijden waar dit alles, en zoo veel meer nog, te vinden is, bezwaarlijk kunnen opgeven, en de inhouds-opgave wijst dat ook genoegzaam aan. Wij wijzen alleen meer bijzonder op de statistiek van den Hamburgschen handel (bl. 65 en volgg.), door den Heer a.j.w. sloet medegedeeld, ook om daarbij te herinneren de aanteekening der Redactie (bl. 207), betreffende dit onderwerp. Hoe gevaarlijk echter slecht aangewende statistiek is, blijkt uit dit voorbeeld. In een overigens zeer belangrijk stuk over het verbruik van gedistilleerd in Nederland, Engeland en Noord-Amerika (bl. 234 en volgg., 257 en volgg.) wordt berekend dat in Amsterdam per hoofd en per jaar 70 kannen gedistilleerd gebruikt worden, terwijl even daarna wordt uitgecijferd, dat over geheel Noord-Holland het verbruik per hoofd en per jaar op 9⅗ kan moet worden berekend. Het is blijkbaar, dat, indien hier ook nog niet andere fouten schuilen, althans bij de berekening van het Amsterdamsch verbruik niet in aanmerking is genomen, hoe veel door de ter markt komende Noord-Hollanders en andere doortrekkende personen wordt genuttigd; hetgeen nu alles op rekening der Amsterdamsche bevolking gesteld wordt! Wij moeten nog gewagen van de mededeelingen, welke wij hier vinden, omtrent nieuwe uitvindingen, als van de theïne, | |
[pagina 79]
| |
of thee uit koffij-bladeren (bl. 181 en volgg., 247 en volgg.); postzegels met daaraan verbonden enveloppes (bl. 252); turfpapier, en andere middelen ter voorziening in de groote behoefte aan lompen voor de papier-fabrijkaadje (bl. 209 en volgg., 273 en volgg., 285, 381 en volgg.); het weven met electriciteit (bl. 337 en volgg.), Onder de middelen tot opheffing van de mindere standen en bevordering der algemeene welvaart brengen wij nog de berigten en vertoogen over bad- en waschhuizen (bl. 33 en volgg., 222 en 384); over de armen-bedeeling in Ierland en de daarin opgemerkte verandering ten goede, sedert den vrijen handel, lagere graanprijzen, geregelde landverhuizing, en vooral sedert op doortastende wijze het werkhuis-systeem is volgehouden (bl. 211 en volg.); voorts, over den voortgang van de afschaffing, en den ijver tegen misbruik van sterken drank (bl. 213 en volgg.), bijzonder in eenige Staten van Noord-Amerika, ten gevolge der Maine-wet (bl. 264 en volgg.; verg. ook bl. 167). Het trof echter onze opmerking, dat de Redactie haar gevoelen niet precies zegt over de wettigheid en doelmatigheid van zoodanig volstrekt verbod. Soortgelijke weifeling merkten wij op ten aanzien van het verkoopen van brood beneden den prijs, hetwelk als Gouvernements-maatregel te Parijs afgekeurd wordt (bl. 31), maar op bl. 104 in de noot niet onbepaald verwerpelijk geacht wordt, wanneer het door particulieren geschiedt. Daarentegen wordt op zeer oordeelkundige wijze het nadeelig gevolg aangetoond voor Frankrijk, van den aldaar genomen maatregel van verbod om graan te bezigen tot het stoken van gedistilleerd (bl. 344 en volgg.). Desgelijks wordt ook op andere plaatsen tegen bestaand vooroordeel te velde getrokken, als, b.v., bl. 344; waar wordt aangetoond hoe door machinerie eene gunstiger verhouding tusschen ziekte en arbeid wordt te weeg gebragt, enz. Ten slotte maken wij nog melding van de rubriek: Boekbeoordeeling. Wij vinden hier eene aanprijzende vermelding van den Practischen Volks-Almanak voor 1854 (bl. 57 en volgg.), eene afkeurende beoordeeling van de beginselen der volkshuishoudkunde van tellegen (bl. 89 en volgg.), en eene zeer loffelijke vermelding van het werk van den Heer v.d. heim, over de hulpbank (bl. 149 en volgg.), waarin ook nog nuttige wenken omtrent dit onderwerp voorkomen; en welke beoor- | |
[pagina 80]
| |
deeling gevolgd is van eene belangrijke bijdrage van den Heer v.d. heim, over de hulpbank (bl. 321 en volgg.). Behalve de reeds genoemde bijdragen van andere Schrijvers, vonden wij nog een ingezonden stuk van Dr. egeling, over de verhouding der miliciens tot de bevolking, enz. (bl. 289 en volgg.). Het overige is alles het werk van de ijverige Redactie, en deels oorspronkelijk, deels uit allerlei buitenlandsche dagbladen en tijdschriften, of andere wetenschappelijke werken bijeenverzameld. Brengen wij gaarne onverdeelden lof toe aan den kundigen Redacteur, wij deelen den wensch, dat ook zijn nuttige arbeid moge strekken tot bevordering van de algemeene welvaart en tot voorlichting van het beschaafde publiek in de wetenschap en praktijk der staatshuishoudkunde. Na het ontstaan van een nieuw tijdschrift van de Maatschappij van Volksvlijt, waarvan de oprigting grootmoedig en verstandig in de Voorrede door den Redacteur van de Economist wordt toegejuicht, zal misschien deze of gene rubriek meer aan dat Tijdschrift ter behandeling kunnen worden overgelaten, en daarentegen nog meer met voorbeelden en redeneringen tegen de vooroordeelen der onkunde op het gebied der staats- of volkshuishoudkunde kunnen worden geijverd; inzonderheid prijzen wij daartoe al wat het Nederlandsche belastingstelsel betreft, aan de aandacht der Redactie aan. j.w.t. |
|