en het Hebraeïsme van den beginne aan zoo bij uitnemendheid rijk was aan verhevene en vruchtbare religieuse ideën. De vraag echter, die hier beantwoord wordt, brengt ons vooral op het gebied der historische realiteit. Tot hare beantwoording gaat een naauwkeurig onderzoek vooraf naar het wezen der philosophie zelve, waarvan het begrip door sommigen te wijd, door anderen te eng wordt opgevat. Zij wordt hier in objectieven zin genoemd de wetenschap der hoogste, noodwendige gronden van alles wat is of zijn zal, en is subjectief het redelijke denken, in zoo ver het, onafhankelijk van elk daar buiten liggend gezag, tot het onderzoek zich uitstrekt der hoogste, noodwendige gronden van datgene wat is of zijn zal. Hiermede is de maatstaf gevonden, waarnaar de vraag, hier geopperd, moet beantwoord worden. Daarbij moeten tevens de voorwaarden, deels van subjectieven, deels van objectieven aard, worden in acht genomen, die ondersteld worden, wanneer ergens de menschelijke geest de behoefte aan philosophisch denken gevoelt, en zich met eenig goed gevolg daaraan zal kunnen overgeven. En daarvan wordt nu de toepassing gemaakt op de Hebreën, bij wie eerst onder de Koningen de voorwaarden aanwezig waren, die het opkomen van wijsgeerig nadenken mogelijk maakten, gelijk dan ook eerst uit die tijden zoodanige schriften voorhanden zijn, die daarvan getuigenis afleggen. Aan het aartsvaderlijk tijdperk philosophie, en wel eene zeer diepzinnige philosophie toe te schrijven, dat was eene dwaasheid der oudere Theologen. Ook het Mozaïsche tijdperk gedoogde zulk nadenken niet dat zich boven de spheer der gewone eindigheid verheft, en nog veel minder het tijdperk der Rigters. Die tijd, eenigermate door samuël voorbereid, brak eerst met de regering van david
aan, en vooral ontstond er, onder den invloed van den wijsgeerigen salomo, eene bijzondere klasse van mannen, die men bij voorkeur de Wijzen noemde en als dragers en bevorderaars der Hebreeuwsche beschaving nevens de Profeten en de Priesters stelde. Allen hadden zij, hoe zeer zij ook in ander opzigt zich van elkander onderscheiden mogten, zekere verwantschap van denkwijze, die hen aan hun gemeenschappelijk voorbeeld, salomo, verbond. En zoo worden zij verder geschetst, en het geheel eigenaardig karakter, dat de Hebreeuwsche philosophie onderscheidde, in het licht gesteld. Wij kunnen daaromtrent